Gestage stijging van het aantal zwangerschappen

Uitgaande van de Engelse registers van aangifte van kraamklinieken en pediatrische follow-up hebben dr. Helen Peters en haar collega's tussen 2006 en 2021 de kenmerken en het verloop van de zwangerschap geëvalueerd bij vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie. Ze hebben die zwangerschappen vergeleken met de zwangerschappen bij hiv-geïnfecteerde vrouwen die het hiv waarschijnlijk hebben opgelopen tijdens heteroseksuele geslachtsgemeenschap (horizontale transmissie van het hiv). Tijdens die periode van 15 jaar zijn 17.478 zwangerschappen geregistreerd bij hiv-geïnfecteerde vrouwen, waarvan 202 zwangerschappen bij 131 vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv. Die zwangerschappen hebben 170 levende geboortes (85%) opgeleverd; er zijn 10 miskramen opgetreden; in 18 gevallen is de zwangerschap onderbroken en 4 kinderen zijn doodgeboren. Tijdens die periode van 15 jaar is het aantal zwangerschappen bij vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, sterk gestegen: van 0,3% naar 3,5%. 81 van de 131 vrouwen zijn één keer zwanger geweest, 34 twee keer en 16 drie keer of meer.

In de overgrote meerderheid van de gevallen is de diagnose van hiv-infectie bij die vrouwen gesteld voor de leeftijd van zes jaar en bij 22 vrouwen voor de leeftijd van 1 jaar. 23 vrouwen (18%) hadden een voorgeschiedenis van ziekten die wezen op aids. De helft had al aids op het ogenblik dat de diagnose van hiv-infectie werd gesteld. Dat zijn dus geruststellende gegevens. Ze leren immers dat die vrouwen zelfs na een moeilijk begin ten volle hun leven kunnen leiden en kinderen op de wereld kunnen zetten.

Antiretrovirale behandeling

Er zijn grote verschillen in de resultaten van de antiretrovirale behandeling. 81% van de vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, kreeg op het ogenblik van de bevruchting een antiretrovirale behandeling. Bij de vrouwen die het virus hebben opgelopen na horizontale transmissie, was dat 56%. Het percentage vrouwen met een onmeetbaar lage viruslast tijdens behandeling was echter lager in de eerste groep (79%) dan in de tweede groep, die het hiv later in het leven heeft opgelopen (84%). Dat zijn weliswaar gemiddelden. Over verloop van tijd zijn die cijfers sterk verbeterd.

Bevalling en geboortegewicht

De gegevens over de bevalling en het geboortegewicht waren vrij vergelijkbaar in de twee groepen, maar er was een hoger risico op vroeggeboorte en laag geboortegewicht bij de vrouwen die zijn opgegroeid met een hiv-infectie. Meer dan 80% van de vrouwen van beide groepen is bevallen na 37 weken. Het aantal vroeggeboortes voor 34 weken was echter hoger bij de vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, dan bij de vrouwen die het hiv later in hun leven hebben opgelopen: 13% versus slechts 6%. Het aantal vrouwen dat een baby van minder dan 1,5 kg op de wereld heeft gezet, was bijna tweemaal hoger in de eerste groep dan in de tweede (respectievelijk 5% en 3%). Die vrouwen hebben ook vaker een baby van 1,5 kg tot 2,5 kg gebaard (respectievelijk 20% en 11%). Het aantal baby's van meer dan 2,5 kg bij de geboorte bedroeg 76% in de eerste groep en 86% in de tweede groep.

Helaas hebben de onderzoekers geen multivariate analyse uitgevoerd van die gegevens. Nieuwe analyses zijn dus nodig om na te gaan of vroeggeboorte en een laag geboortegewicht correleren met een meetbare viruslast tijdens de zwangerschap en/of bij de geboorte. Om te eindigen met een positieve noot, slechts één van de 150 baby's van moeders die het hiv-infectie hebben opgelopen bij verticale transmissie van het hiv en waarvan volledige follow-upgegevens bekend waren, blijkt seropositief te zijn.

Ref.: Peters H. et al. Poster P01, HIV Glasgow 2022.

Gestage stijging van het aantal zwangerschappenUitgaande van de Engelse registers van aangifte van kraamklinieken en pediatrische follow-up hebben dr. Helen Peters en haar collega's tussen 2006 en 2021 de kenmerken en het verloop van de zwangerschap geëvalueerd bij vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie. Ze hebben die zwangerschappen vergeleken met de zwangerschappen bij hiv-geïnfecteerde vrouwen die het hiv waarschijnlijk hebben opgelopen tijdens heteroseksuele geslachtsgemeenschap (horizontale transmissie van het hiv). Tijdens die periode van 15 jaar zijn 17.478 zwangerschappen geregistreerd bij hiv-geïnfecteerde vrouwen, waarvan 202 zwangerschappen bij 131 vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv. Die zwangerschappen hebben 170 levende geboortes (85%) opgeleverd; er zijn 10 miskramen opgetreden; in 18 gevallen is de zwangerschap onderbroken en 4 kinderen zijn doodgeboren. Tijdens die periode van 15 jaar is het aantal zwangerschappen bij vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, sterk gestegen: van 0,3% naar 3,5%. 81 van de 131 vrouwen zijn één keer zwanger geweest, 34 twee keer en 16 drie keer of meer. In de overgrote meerderheid van de gevallen is de diagnose van hiv-infectie bij die vrouwen gesteld voor de leeftijd van zes jaar en bij 22 vrouwen voor de leeftijd van 1 jaar. 23 vrouwen (18%) hadden een voorgeschiedenis van ziekten die wezen op aids. De helft had al aids op het ogenblik dat de diagnose van hiv-infectie werd gesteld. Dat zijn dus geruststellende gegevens. Ze leren immers dat die vrouwen zelfs na een moeilijk begin ten volle hun leven kunnen leiden en kinderen op de wereld kunnen zetten. Antiretrovirale behandeling Er zijn grote verschillen in de resultaten van de antiretrovirale behandeling. 81% van de vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, kreeg op het ogenblik van de bevruchting een antiretrovirale behandeling. Bij de vrouwen die het virus hebben opgelopen na horizontale transmissie, was dat 56%. Het percentage vrouwen met een onmeetbaar lage viruslast tijdens behandeling was echter lager in de eerste groep (79%) dan in de tweede groep, die het hiv later in het leven heeft opgelopen (84%). Dat zijn weliswaar gemiddelden. Over verloop van tijd zijn die cijfers sterk verbeterd.Bevalling en geboortegewichtDe gegevens over de bevalling en het geboortegewicht waren vrij vergelijkbaar in de twee groepen, maar er was een hoger risico op vroeggeboorte en laag geboortegewicht bij de vrouwen die zijn opgegroeid met een hiv-infectie. Meer dan 80% van de vrouwen van beide groepen is bevallen na 37 weken. Het aantal vroeggeboortes voor 34 weken was echter hoger bij de vrouwen die een hiv-infectie hebben opgelopen na verticale transmissie van het hiv, dan bij de vrouwen die het hiv later in hun leven hebben opgelopen: 13% versus slechts 6%. Het aantal vrouwen dat een baby van minder dan 1,5 kg op de wereld heeft gezet, was bijna tweemaal hoger in de eerste groep dan in de tweede (respectievelijk 5% en 3%). Die vrouwen hebben ook vaker een baby van 1,5 kg tot 2,5 kg gebaard (respectievelijk 20% en 11%). Het aantal baby's van meer dan 2,5 kg bij de geboorte bedroeg 76% in de eerste groep en 86% in de tweede groep. Helaas hebben de onderzoekers geen multivariate analyse uitgevoerd van die gegevens. Nieuwe analyses zijn dus nodig om na te gaan of vroeggeboorte en een laag geboortegewicht correleren met een meetbare viruslast tijdens de zwangerschap en/of bij de geboorte. Om te eindigen met een positieve noot, slechts één van de 150 baby's van moeders die het hiv-infectie hebben opgelopen bij verticale transmissie van het hiv en waarvan volledige follow-upgegevens bekend waren, blijkt seropositief te zijn.Ref.: Peters H. et al. Poster P01, HIV Glasgow 2022.