...

Artikel 50, § 3, eerste zin van de wet op de ziekteverzekering bepaalt dat de akkoorden tussen onder meer de ziekenfondsen en de tandartsen in werking treden in een bepaalde streek, vijfenveertig dagen na hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, behoudens indien meer dan 40 percent van de tandheelkundigen elektronisch via een beveiligde onlinetoepassing die hun ter beschikking is gesteld door het RIZIV kennis hebben gegeven van hun weigering tot toetreding tot de termen van de genoemde akkoorden. De derde zin bepaalt dat opdat in elke streek de akkoorden in werking kunnen treden, niet meer dan 50 percent van de tandheelkundigen geweigerd mogen hebben tot het akkoord toe te treden.Van 40 naar 45 procentHet goedgekeurde wetsvoorstel voorziet dat in afwijking van de eerste zin van deze bepaling het Nationaal akkoord tandheelkundigen-ziekenfondsen 2024-2025 in werking treedt in een bepaalde streek behoudens indien meer dan 45 procent van de tandheelkundigen kennis hebben gegeven van hun weigering tot toetreding op de voorziene wijze. De derde zin wordt niet gewijzigd.Het optrekken van het percentage weigering van 40 naar 45 percent wordt als volgt gemotiveerd: 'Er is nood aan een grondige hervorming van het huidige akkoordensysteem aangezien het huidige systeem er niet in slaagt om voldoende tandheelkundigen tot het akkoord aan te trekken.""In afwachting van deze hervorming, die enige tijd zal vragen om geïmplementeerd te worden, wordt voor het akkoord 2024-2025 bepaald het percentage van weigering tot toetreding te verhogen tot 45 % op het niveau van het Rijk. Deze aanpassing van het percentage van weigering is noodzakelijk om enerzijds een onderbreking in de continuïteit van de akkoorden te vermijden, en anderzijds om de toegankelijkheid tot de tandzorg te kunnen blijven garanderen voor de bevolking."In een interview met Artsenkrant noemde minister van sociale zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke het voornemen om de vereiste conventiegraad te verlagen eerder al een 'zeer pragmatische beslissing' om het overeengekomen budget te kunnen besteden.