'Nee, nee! Niet doen. Ik durf niet'. Ik huil als een baby en jammer de boel bij elkaar. Op dat been gaan staan? Al is het maar partieel? Ik durf het niet, verstijf van de angst. De kinesist kijkt me gelaten aan en legt het been terug in bed.

'En ik was zo goed bezig,' snik ik nog na. Twee weken na de plaatsing van knieprothese nummer twee verkondigde ik al trots dat ik best al een paar passen zonder krukken kon zetten en onder het waakzaam oog van de kiné al mini-squads deed.

Alles ging opperbest... tot dat ene moment, dat ogenblik dat ik op controle moest (Halleluja! De eerste nietjes mochten eruit.). En ik door omstandigheden voor een SUV stond die veel te groot en vooral te hoog was voor een medium persoontje als ik. 'Pfff... da's wel echt hoog hoor', verzuchtte ik, maar met een lach zette ik mijn goede been erin en hup! En daar was ze, als een donderslag bij heldere hemel. De pijn, die vreselijke ongelooflijke pijn. Nog nooit van mijn leven heb ik zoveel pijn gehad, als een mes dat in mijn knie werd gekliefd en bleef klieven. Ik krijste de hele buurt bij elkaar.

Wanneer ik even later (in mijn beleving zowat een eeuw later) door de MUG gesedeerd wordt afgevoerd is mijn knie ondertussen dubbel zo dik als de andere. Ze voeren me, volgens de heersende afspraken, naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis waar een patellaluxatie wordt vastgesteld. De patella wordt onder sedatie gereponeerd en de volgende dag volgt een controle RX. 'Nee-nee, die brace niet afdoen,' protesteer ik. 'En nee, niet zo optillen.' Het is te laat, met een zwier gaat mijn been de lucht in en weer gil ik als een gespeend varken. Even later komt de assistent orthopedie me vertellen dat de patella opnieuw geluxeerd is. L'histoire se répète, de pattella wordt er opnieuw ingeduwd en ze willen weer een RX nemen. Deze keer weiger ik, niet nog eens! 'Ik heb het recht om te weigeren, ' zeg ik ferm, 'en ik zie er het nut niet van in, morgen ga ik naar 'mijn' ziekenhuis en leggen ze de boel open, dus nee', snauw ik de assistent toe. Ik vraag me af of ik als niet-arts ook dezelfde moed en vastberadenheid aan de dag zou hebben gelegd tegenover de toch iet of wat aandringende assistent. Het is me een raadsel waarom die RX nu per sé moest.

Wat een ferme grote kinesist niet lukte, gaat die nacht wel, door de kracht van mijn blaas

En hier zit ik dan, drie dagen postop, in een ander ziekenhuis, waar ze een afrukkingsruptuur van het mediaal collateraal ligament en het mediaal patellofemoraal ligament hebben hersteld en de patella voorzien hebben van de nodige ankers. De kinesist van het ziekenhuis zit tegenover me, na de poging om voorzichtig mijn been van het bed naar de kraaknette vloer te bewegen. De knie zit ondertussen veilig gevangen in het zwarte stijve harnas van de brace die de komende maanden mijn onafscheidelijke metgezel, soms vriend, soms vijand zal worden.

Natuurlijk heeft de kniesist gelijk dat ik uit dat bed moet, overschot van gelijk zelfs. De arts in mij weet dat, begrijpt dat. Mijn god, ik kan het mezelf al zo horen zeggen, op diezelfde gedecideerde toon. Maar de patiënt in mij krimpt ineen, begint te hyperventileren bij de idee om het been ook maar een paar centimeter te moeten bewegen. De schrik zit er goed in. En wat proefdieren al decennia lang weten ondervind ik nu aan den lijve: pijn is een krachtige conditioneerder, zelfs al bestaat ze enkel nog maar in een herinnering die verbloemd wordt door morfine. Die primaire, irrationele en bijna dierlijke angst voor de pijn wint het van het verstand en ik blijf roerloos liggen. De arts in mij hijst ondertussen een rode vlag, de patiënt zwijgt als vermoord over de onaangename druk aan mijn hiel en mijn zitvlak. Het enige dat ik doe is wat met mijn tenen wiebelen en mijn billen ferm tegen elkaar aanspannen, voor de rest blijf ik waar ik ben, stilletjes in bed.

De volgende dag herhaalt het verhaal zich, dag 4 postop en ondanks mijn blaas die nu ondertussen ook gespannen aanvoelt (probeer haar maar eens met de benen in hoogstand in zo'n koude bedpan leeg te persen) verandert er niets. Er helpt geen lievemoederen aan, tegen alle rede in wil ik niet en zal ik niet.

Het zal diezelfde blaas zijn die me na thuiskomst nog op geregelde tijdstippen uit het gehuurde ziekenhuisbed zal jagen

Tot de nacht erop, mijn buik doet nu echt wel behoorlijk pijn en ik tast haar behoedzaam af. Lijkt wel een globe vesical, denk ik bij mezelf. De nachtverpleegster is klein van stuk en tenger. Bovendien staat ze er helemaal alleen voor, op een gang vol postoperatieve patiënten. Ze kijkt me aan: 'En wat wilt u dat ik daar nu aan doe?' Gelaten trek ik mijn schouders op. 'Er zit maar één ding op mevrouw, u moet op de pot. Eén stap uit bed, een enkel stapje en u bent er.' Een gevoel van opluchting overvalt me wanneer de globe vesicale even later helemaal leegloopt en de pijn met zich meeneemt. Wat een ferme grote kinesist niet lukte, gaat die nacht wel, door de kracht van mijn blaas. En de vastberadenheid van een frèle nachtverpleegster. Voor mij wordt het een eerste mijlpaal in het revalidatieproces, voor het eerst ben ik mijn bed uit.

Het zal diezelfde blaas zijn die me na thuiskomst nog op geregelde tijdstippen uit het gehuurde ziekenhuisbed zal jagen. Zodat ik weer aan een duizend zuinige stapjes per dag kom - een klein lichtpuntje dat aan het einde van de revalidatietunnel schijnt. Een tunnel die me vaak eindeloos lang lijkt en me al meer dan eens tot tranen toe bewogen heeft.

'Nee, nee! Niet doen. Ik durf niet'. Ik huil als een baby en jammer de boel bij elkaar. Op dat been gaan staan? Al is het maar partieel? Ik durf het niet, verstijf van de angst. De kinesist kijkt me gelaten aan en legt het been terug in bed.'En ik was zo goed bezig,' snik ik nog na. Twee weken na de plaatsing van knieprothese nummer twee verkondigde ik al trots dat ik best al een paar passen zonder krukken kon zetten en onder het waakzaam oog van de kiné al mini-squads deed. Alles ging opperbest... tot dat ene moment, dat ogenblik dat ik op controle moest (Halleluja! De eerste nietjes mochten eruit.). En ik door omstandigheden voor een SUV stond die veel te groot en vooral te hoog was voor een medium persoontje als ik. 'Pfff... da's wel echt hoog hoor', verzuchtte ik, maar met een lach zette ik mijn goede been erin en hup! En daar was ze, als een donderslag bij heldere hemel. De pijn, die vreselijke ongelooflijke pijn. Nog nooit van mijn leven heb ik zoveel pijn gehad, als een mes dat in mijn knie werd gekliefd en bleef klieven. Ik krijste de hele buurt bij elkaar. Wanneer ik even later (in mijn beleving zowat een eeuw later) door de MUG gesedeerd wordt afgevoerd is mijn knie ondertussen dubbel zo dik als de andere. Ze voeren me, volgens de heersende afspraken, naar het dichtsbijzijnde ziekenhuis waar een patellaluxatie wordt vastgesteld. De patella wordt onder sedatie gereponeerd en de volgende dag volgt een controle RX. 'Nee-nee, die brace niet afdoen,' protesteer ik. 'En nee, niet zo optillen.' Het is te laat, met een zwier gaat mijn been de lucht in en weer gil ik als een gespeend varken. Even later komt de assistent orthopedie me vertellen dat de patella opnieuw geluxeerd is. L'histoire se répète, de pattella wordt er opnieuw ingeduwd en ze willen weer een RX nemen. Deze keer weiger ik, niet nog eens! 'Ik heb het recht om te weigeren, ' zeg ik ferm, 'en ik zie er het nut niet van in, morgen ga ik naar 'mijn' ziekenhuis en leggen ze de boel open, dus nee', snauw ik de assistent toe. Ik vraag me af of ik als niet-arts ook dezelfde moed en vastberadenheid aan de dag zou hebben gelegd tegenover de toch iet of wat aandringende assistent. Het is me een raadsel waarom die RX nu per sé moest.En hier zit ik dan, drie dagen postop, in een ander ziekenhuis, waar ze een afrukkingsruptuur van het mediaal collateraal ligament en het mediaal patellofemoraal ligament hebben hersteld en de patella voorzien hebben van de nodige ankers. De kinesist van het ziekenhuis zit tegenover me, na de poging om voorzichtig mijn been van het bed naar de kraaknette vloer te bewegen. De knie zit ondertussen veilig gevangen in het zwarte stijve harnas van de brace die de komende maanden mijn onafscheidelijke metgezel, soms vriend, soms vijand zal worden.Natuurlijk heeft de kniesist gelijk dat ik uit dat bed moet, overschot van gelijk zelfs. De arts in mij weet dat, begrijpt dat. Mijn god, ik kan het mezelf al zo horen zeggen, op diezelfde gedecideerde toon. Maar de patiënt in mij krimpt ineen, begint te hyperventileren bij de idee om het been ook maar een paar centimeter te moeten bewegen. De schrik zit er goed in. En wat proefdieren al decennia lang weten ondervind ik nu aan den lijve: pijn is een krachtige conditioneerder, zelfs al bestaat ze enkel nog maar in een herinnering die verbloemd wordt door morfine. Die primaire, irrationele en bijna dierlijke angst voor de pijn wint het van het verstand en ik blijf roerloos liggen. De arts in mij hijst ondertussen een rode vlag, de patiënt zwijgt als vermoord over de onaangename druk aan mijn hiel en mijn zitvlak. Het enige dat ik doe is wat met mijn tenen wiebelen en mijn billen ferm tegen elkaar aanspannen, voor de rest blijf ik waar ik ben, stilletjes in bed.De volgende dag herhaalt het verhaal zich, dag 4 postop en ondanks mijn blaas die nu ondertussen ook gespannen aanvoelt (probeer haar maar eens met de benen in hoogstand in zo'n koude bedpan leeg te persen) verandert er niets. Er helpt geen lievemoederen aan, tegen alle rede in wil ik niet en zal ik niet.Tot de nacht erop, mijn buik doet nu echt wel behoorlijk pijn en ik tast haar behoedzaam af. Lijkt wel een globe vesical, denk ik bij mezelf. De nachtverpleegster is klein van stuk en tenger. Bovendien staat ze er helemaal alleen voor, op een gang vol postoperatieve patiënten. Ze kijkt me aan: 'En wat wilt u dat ik daar nu aan doe?' Gelaten trek ik mijn schouders op. 'Er zit maar één ding op mevrouw, u moet op de pot. Eén stap uit bed, een enkel stapje en u bent er.' Een gevoel van opluchting overvalt me wanneer de globe vesicale even later helemaal leegloopt en de pijn met zich meeneemt. Wat een ferme grote kinesist niet lukte, gaat die nacht wel, door de kracht van mijn blaas. En de vastberadenheid van een frèle nachtverpleegster. Voor mij wordt het een eerste mijlpaal in het revalidatieproces, voor het eerst ben ik mijn bed uit. Het zal diezelfde blaas zijn die me na thuiskomst nog op geregelde tijdstippen uit het gehuurde ziekenhuisbed zal jagen. Zodat ik weer aan een duizend zuinige stapjes per dag kom - een klein lichtpuntje dat aan het einde van de revalidatietunnel schijnt. Een tunnel die me vaak eindeloos lang lijkt en me al meer dan eens tot tranen toe bewogen heeft.