Met patiënten die al heel wat hebben opgezocht op internet voor ze de wachtkamer binnen stappen en zich verenigen in patiëntengroepen, bestaat het beeld dat de patiënt nu mondiger zou zijn dan ooit. Maar waar stopt assertiviteit en begint verbaal geweld? Niet minder dan 86% van de Belgische huisartsen en specialisten heeft de afgelopen tien jaar al te maken gehad met verbaal geweld vanwege een patiënt, 27,5% meer dan vijf keer.

Antonio Zamora
© Antonio Zamora

In sommige gevallen blijft het niet bij verbaal geweld en worden patiënten fysiek. Bijna één op de drie artsen heeft minimum één keer fysiek geweld ervaren door een patiënt. Solohuisartsen en specialisten die in een ziekenhuis werken, ervaarden de afgelopen tien jaar ongeveer even vaak - één à twee keer - fysiek geweld (respectievelijk 29,5 en 32%). Opvallend is wel dat huisartsen die in een groepspraktijk werken minder vaak betrokken zijn bij fysiek geweld dan huisartsen die een solopraktijk hebben. Mannen hebben vaker te maken gehad met verbaal en fysiek geweld dan vrouwelijke artsen (respectievelijk 87 en 31% vs. 85,5 en 22%).

Dubbelzinnige opmerkingen

Vrouwen krijgen dan weer vaker te maken met seksueel ongewenst gedrag vanwege patiënten: de helft van de ondervraagde vrouwelijke artsen is de voorbije tien jaar al eens geconfronteerd geweest met dubbelzinnige opmerkingen, opmerkingen over uiterlijk of flirterige opmerkingen, persoonlijke vragen over liefdesleven of seksualiteit, patiënten die te veel kleding uittrekken, seksuele grappen enzovoort. Bij de mannelijke artsen heeft 30% al te maken gehad met dergelijk gedrag vanwege een patiënt. Huisartsen krijgen er iets vaker mee te maken dan specialisten (41 vs. 37%). Het is vooral bij de jongere artsen (<49) dat zich de hoogste percentages (tussen 44 en 52%) aftekenen.

Bij artsen

We vroegen artsen of zij bovenstaande gedragingen (verbaal en fysiek geweld en seksueel ongewenst gedrag) ook al ervaarden bij collega-artsen. En ja, meer dan de helft (56%) kreeg de voorbije tien jaar te maken met verbaal geweld van een andere arts. Fysiek geweld komt niet zo voor (3,5%), seksueel ongewenst gedrag dan weer wel (12,5%). Vooral bij dit laatste gedrag is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst; zo ervaarden twee op de tien vrouwelijke artsen al seksueel ongewenst gedrag van een collega (vooral opmerkingen over uiterlijk, seksuele grappen en dubbelzinnige opmerkingen), tegenover 'slechts' 5% van de mannen.

Meer dan de helft (56%) van de respondenten kreeg de voorbije tien jaar te maken met verbaal geweld van een andere arts

Wat seksueel ongewenst gedrag betreft, storen artsen (zowel mannen als vrouwen) zich overigens het meest aan ongewenst lichamelijk contact en persoonlijke vragen over liefdesleven of seksualiteit

Niets doen

Dergelijk seksueel ongewenst gedrag ervaren is één zaak, erop reageren een andere. Hoe ouder de arts, hoe beter hij of zij weet hoe om te gaan met seksueel ongewenst gedrag. Zowat 67% spreekt de persoon - de dader - aan op zijn gedrag. We merken dat Franstalige artsen hier toch wat assertiever in zijn dan hun Nederlandstalige collega's (respectievelijk 70 en 64%). Dertig procent praat erover met iemand die ze vertrouwt, vrouwen doen dit meer dan mannen (41 vs. 22%). Opvallend: slechts één op de tien artsen dient een officiële klacht in; opnieuw doen vrouwen dit (iets) vaker dan mannen (14 tegenover 9,5%). Eén op de vijf (21%) onderneemt niets.

Hoe ouder de arts, hoe beter hij of zij weet hoe om te gaan met seksueel ongewenst gedrag

Te veel tolerantie

Kan dat laatste soms iets te maken hebben met de hoeveelheid informatie die beschikbaar is over hoe je dient te handelen als je te maken krijgt met seksueel ongewenst gedrag? 64% van de ondervraagden vindt in ieder geval dat er niet genoeg van dergelijke informatie voorhanden is. Vooral de specialisten zijn van dit oordeel. De Franstalige artsen zijn meer met dit probleem bekend dan de Nederlandstaligen (71,5% vs. 55,5%).

Verder tonen de enquêteresultaten aan dat slachtoffer zijn van seksueel ongewenst gedrag niet zonder gevolgen blijft. Zowat 82% van de ondervraagde artsen zegt onzeker of angstig te zijn (geworden) bij contact met de dader - angst dat bijvoorbeeld hetzelfde zal gebeuren. Is de dader een patiënt, dan kan dit bijvoorbeeld betekenen dat een onderzoek minder goed of sneller gebeurt.

Antionio Zamora
© Antionio Zamora

Eerder in dit artikel schreven we dat slechts 11% van de artsen een klacht indient na seksueel ongewenst gedrag te hebben ervaren. Opvallend in die context is dat meer dan de helft van de ondervraagden aangeeft dat klachten (officieel of onofficieel) niet steeds serieus worden genomen. Opnieuw nemen Franstalige artsen hier een sterker standpunt in (68 tegenover 47% Nederlandstaligen), net als vrouwen (65 vs. 52,5% mannen).

Bijna 52% van de artsen vindt dan ook dat seksueel ongewenst gedrag te veel getolereerd wordt op de werkvloer; de jongste artsen (<30) en solohuisartsen zijn het meest deze mening toegedaan (respectievelijk 55,5 en 64,5%).

Technische fiche

Deze enquête liep van 3 tot 15 februari op de website www.artsenkrant.com en via een vragenlijst bij de papieren edities van Artsenkrant. Verder verspreidden ook een aantal artsenorganisaties de enquête onder hun leden. In totaal ontvingen we meer dan 1.800 volledig ingevulde enquêtes. 935 daarvan werden verwerkt: 461 Nederlandstalige en 474 Franstaligen. De resultaten zijn daarmee representatief voor de Belgische huisartsen en specialisten.

Met patiënten die al heel wat hebben opgezocht op internet voor ze de wachtkamer binnen stappen en zich verenigen in patiëntengroepen, bestaat het beeld dat de patiënt nu mondiger zou zijn dan ooit. Maar waar stopt assertiviteit en begint verbaal geweld? Niet minder dan 86% van de Belgische huisartsen en specialisten heeft de afgelopen tien jaar al te maken gehad met verbaal geweld vanwege een patiënt, 27,5% meer dan vijf keer.In sommige gevallen blijft het niet bij verbaal geweld en worden patiënten fysiek. Bijna één op de drie artsen heeft minimum één keer fysiek geweld ervaren door een patiënt. Solohuisartsen en specialisten die in een ziekenhuis werken, ervaarden de afgelopen tien jaar ongeveer even vaak - één à twee keer - fysiek geweld (respectievelijk 29,5 en 32%). Opvallend is wel dat huisartsen die in een groepspraktijk werken minder vaak betrokken zijn bij fysiek geweld dan huisartsen die een solopraktijk hebben. Mannen hebben vaker te maken gehad met verbaal en fysiek geweld dan vrouwelijke artsen (respectievelijk 87 en 31% vs. 85,5 en 22%).Dubbelzinnige opmerkingenVrouwen krijgen dan weer vaker te maken met seksueel ongewenst gedrag vanwege patiënten: de helft van de ondervraagde vrouwelijke artsen is de voorbije tien jaar al eens geconfronteerd geweest met dubbelzinnige opmerkingen, opmerkingen over uiterlijk of flirterige opmerkingen, persoonlijke vragen over liefdesleven of seksualiteit, patiënten die te veel kleding uittrekken, seksuele grappen enzovoort. Bij de mannelijke artsen heeft 30% al te maken gehad met dergelijk gedrag vanwege een patiënt. Huisartsen krijgen er iets vaker mee te maken dan specialisten (41 vs. 37%). Het is vooral bij de jongere artsen (<49) dat zich de hoogste percentages (tussen 44 en 52%) aftekenen.Bij artsenWe vroegen artsen of zij bovenstaande gedragingen (verbaal en fysiek geweld en seksueel ongewenst gedrag) ook al ervaarden bij collega-artsen. En ja, meer dan de helft (56%) kreeg de voorbije tien jaar te maken met verbaal geweld van een andere arts. Fysiek geweld komt niet zo voor (3,5%), seksueel ongewenst gedrag dan weer wel (12,5%). Vooral bij dit laatste gedrag is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst; zo ervaarden twee op de tien vrouwelijke artsen al seksueel ongewenst gedrag van een collega (vooral opmerkingen over uiterlijk, seksuele grappen en dubbelzinnige opmerkingen), tegenover 'slechts' 5% van de mannen.Wat seksueel ongewenst gedrag betreft, storen artsen (zowel mannen als vrouwen) zich overigens het meest aan ongewenst lichamelijk contact en persoonlijke vragen over liefdesleven of seksualiteitNiets doenDergelijk seksueel ongewenst gedrag ervaren is één zaak, erop reageren een andere. Hoe ouder de arts, hoe beter hij of zij weet hoe om te gaan met seksueel ongewenst gedrag. Zowat 67% spreekt de persoon - de dader - aan op zijn gedrag. We merken dat Franstalige artsen hier toch wat assertiever in zijn dan hun Nederlandstalige collega's (respectievelijk 70 en 64%). Dertig procent praat erover met iemand die ze vertrouwt, vrouwen doen dit meer dan mannen (41 vs. 22%). Opvallend: slechts één op de tien artsen dient een officiële klacht in; opnieuw doen vrouwen dit (iets) vaker dan mannen (14 tegenover 9,5%). Eén op de vijf (21%) onderneemt niets.Te veel tolerantieKan dat laatste soms iets te maken hebben met de hoeveelheid informatie die beschikbaar is over hoe je dient te handelen als je te maken krijgt met seksueel ongewenst gedrag? 64% van de ondervraagden vindt in ieder geval dat er niet genoeg van dergelijke informatie voorhanden is. Vooral de specialisten zijn van dit oordeel. De Franstalige artsen zijn meer met dit probleem bekend dan de Nederlandstaligen (71,5% vs. 55,5%). Verder tonen de enquêteresultaten aan dat slachtoffer zijn van seksueel ongewenst gedrag niet zonder gevolgen blijft. Zowat 82% van de ondervraagde artsen zegt onzeker of angstig te zijn (geworden) bij contact met de dader - angst dat bijvoorbeeld hetzelfde zal gebeuren. Is de dader een patiënt, dan kan dit bijvoorbeeld betekenen dat een onderzoek minder goed of sneller gebeurt. Eerder in dit artikel schreven we dat slechts 11% van de artsen een klacht indient na seksueel ongewenst gedrag te hebben ervaren. Opvallend in die context is dat meer dan de helft van de ondervraagden aangeeft dat klachten (officieel of onofficieel) niet steeds serieus worden genomen. Opnieuw nemen Franstalige artsen hier een sterker standpunt in (68 tegenover 47% Nederlandstaligen), net als vrouwen (65 vs. 52,5% mannen).Bijna 52% van de artsen vindt dan ook dat seksueel ongewenst gedrag te veel getolereerd wordt op de werkvloer; de jongste artsen (<30) en solohuisartsen zijn het meest deze mening toegedaan (respectievelijk 55,5 en 64,5%).