...

Hoe kun je voorkomen dat je werkongeschikte patiënten in een sukkelstraatje raken? Afgaande op de vragen en de reacties was de belangstelling van de huisartsen voor het onderwerp groot. De wetgeving is complex. De webinar maakte het in bijna twee uur veel inzichtelijker. We grasduinen wat door de topics. Het KB van 28 oktober 2016 van Kris Peeters (CD&V) regelt de re-integratietrajecten voor werknemers. Deze re- integratie bij langdurige werkongeschiktheid is een opgave voor de arbeidsarts. "Laat dat langdurig maar weg", zegt dokter Godewina Mylle. arbeidsarts bij de externe dienst IDEWE. Hoe langer iemand met gezondheidsproblemen thuis zit, hoe kleiner de kans is dat hij weer aan het werk gaat: "De kans om ooit terug aan de slag te gaan bij dezelfde werkgever is na drie maanden al minder dan 50% en na een jaar nog maar 10%." Wie moet het initiatief nemen voor een re-integratietraject? Dikwijls is het de werknemer zelf die dat aanvraagt. Af en toe doet zijn huisarts dat voor hem. De werkgever zet vaak de zieke werknemer op een re-integratietraject - de wet bouwt wel een drempel dat dat niet zomaar meteen kan. Wanneer een re-integratietraject is gevraagd, gaat de arbeidsarts aan de slag. Hij bezoekt de werkplaats, hij praat met de werknemer, hij overlegt met de behandelend arts en de ziekenfondsarts, met andere preventieadviseurs. Daar krijgt hij 40 werkdagen voor. De arbeidsarts kan aanpassingen aan het werk of de werkpost vragen, een voorstel doen om het werk geleidelijk te hervatten, of concluderen dat het nog te vroeg is om hoe dan ook terug te gaan werken. Met een voorstel tot re-integratie kan de werkgever dan aan de slag. Aan de adviserend arts van het ziekenfonds bezorgt de arbeidsarts een FRB (formulier re-integratiebeoordeling). De arbeidsarts kan volgens het KB vijf soorten beslissingen meedelen, naargelang de werkongeschiktheid tijdelijk of definitief is, en al dan niet kan opgevangen worden met (tijdelijk of definitief) ander/aangepast werk. Of hij kan zeggen dat een oordeel nog niet mogelijk is. De werkgever kan een re-integratieplan weigeren omdat hij geen aangepast of ander werk heeft. Dat moet hij uiteenzetten in een verslag. De werknemer kan het re-integratieplan dat de werkgever op voorstel van de arbeidsarts uitwerkt weigeren, maar moet dat motiveren. Een re-integratietraject loopt langs verschillende wegen toch dikwijls uit op een definitieve onmogelijkheid om het werk nog uit te oefenen. De werkgever kan dan het ontslag vragen wegens medische overmacht. In 2017 was dat in 56% van de gevallen zo. Maar 37% van deze mensen ging hetzelfde jaar nog aan de slag bij een andere werkgever. Ontslag wegens medische overmacht an ook wel eens een goede uitweg zijn voor een werknemer. Als er nog geen re-integratietraject wordt gevraagd, kan ook de adviserend arts daartoe overgaan. Om te zien wat hij mag verwachten van de arbeidsongeschiktheid voert de ziekenfondsarts een quick scan uit - daarvoor stuurt hij de betrokkene na acht weken een lijst van 15 vragen. Komt daaruit dat aangepast of ander werk misschien een oplossing biedt, kan hij de arbeidsarts activeren. Is er een re-integratievoorstel, dan moet de adviserend arts dat beoordelen. Als de arbeidsarts een aangepaste activiteit voorstelt en de adviserend arts ziet geen bezwaar, kan dat zonder verdere formaliteiten worden uitgevoerd. Het KB van 8 november 2016 van minister Maggie De Block (Open VLD) regelt de sociaalprofessionele re-integratie van mensen zonder een werknemerscontract. In deze gevallen is het de adviserend arts die een re-integratieplan kan opstellen. Dat is ook het geval bij wie het re-integratietraject bij de werkgever op een dood spoor is gekomen. De ziekenfondsarts volgt een aantal stappen, waarbij onder meer de resterende arbeidscapaciteiten van de betrokkene worden beoordeeld. Het re-integratieplan van de ziekenfondsarts kan heel wat kanten opgaan. Anne-Marie Bonroy, adviserend arts van het ziekenfonds, verhaalt een casus van een schilder-decorateur die na een val blijvende problemen in de heup en rug ontwikkelt, zodat hij onmogelijk zijn werk kan behouden. Na een gesprek met een coach van het ziekenfonds blijkt hij wel interesse te hebben voor een informaticaopleiding - een heel ander soort beroep. Maar hij krijgt toestemming van het Riziv om een beroepsopleiding te volgen bij de VDAB. Dat betekent: behoud van zijn uitkering, een premie voor de gevolgde lesuren, en terugbetaling van het studiemateriaal , inclusief het gebruik van een laptop. Hij rondt de opleiding af met succes en vindt effectief werk als IT'er in een school. Deeltijdse werkhervatting is mogelijk, onder bepaalde voorwaarden. De werknemer moet in de eerste plaats nog altijd voor 50% arbeidsongeschikt zijn maar zijn gezondheidstoestand moet de activiteit ook wel mogelijk maken. De betrokkene moet toestemming gevraagd hebben aan de adviserend arts voordat hij de activiteit aanvangt. Als het om geleidelijke werkhervatting gaat binnen een officieel re-integratieproject moet - in principe - de toestemming vooraf effectief gegeven zijn. Een re-integratietraject heeft vooral kans op slagen als de werkgever een duidelijk beleid daarvoor heeft, en de werknemer voelt dat de werkgever er ook achter staat. Een traject vraagt om een multidisciplinaire aanpak. De input van de huisarts is voor de arbeidsarts erg belangrijk. Re-integratietrajecten zijn niet de enige manier om de terugkeer naar het werk te begeleiden. De werknemer heeft altijd het recht om de arbeidsarts te zien voordat hij terug aan de slag gaat. De huisarts kan dat eventueel aanmoedigen. Wie zijn arbeidsarts is, kan de patiënt achterhalen in mijngezondheid.be. Het trioproject is ontstaan uit samenwerking tussen de wetenschappelijke verenigingen van de arbeidsartsen, verzekeringsartsen en huisartsen. Het wil netwerken tussen de drie disciplines tot stand brengen, huisartsen meer inkijk geven in het takenpakket van arbeidsartsen en adviserend artsen, en het casusoverleg bevorderen. Het takenpakket toelichten is echt niet overbodig. Te vaak denkt men nog dat de arbeidsarts de arts is van de werkgever. Hij is net als de huisarts gebonden aan het beroepsgeheim. De adviserend arts heeft onder meer een controlerende bevoegdheid, maar zijn taak is ook om te informeren. Tijdig contact opnemen met deze arts voor uitleg of overleg kan uw patiënt ten goede komen. Om de verschillende disciplines dichter bij elkaar te brengen, financiert het Riziv ook LOK-groepen van huisartsen waar een arbeidsarts en een adviserend arts als expert te gast is. Geïnteresseerd? Stuur een mailtje naar gert.merckx@domusmedica.be. Hij kan u vertellen welke 'experts' u in uw regio zou kunnen uitnodigen.