In België vonden er tussen 2001 en 2008 per 100 levend geborenen 14 tot 15 zwangerschapsafbrekingen plaats. Ruim 40% van deze patiënten bleek geen anticonceptie te gebruiken. Bij 30% ervan lag de oorzaak aan een falend pilgebruik. Dokter Lien Jespers bracht in haar masterproef de barrières voor een optimaal anticonceptiebeleid in kaart en werkte een aantal protocollen voor huisartsen uit om het anticonceptiebeleid te verbeteren.
...
Dokter Jespers bracht de barrières voor een optimaal anticonceptiebeleid in twee wijkgezondheidscentra in kaart. Door het gebrek aan een intern protocol was er geen uniformiteit in het anticonceptiebeleid van de verschillende artsen. Heel wat oorzaken bleken zich te situeren op patiëntniveau (bijvoorbeeld slechte kennis over vruchtbaarheid), gevolgd door externe factoren (bijvoorbeeld druk van het geloof) en factoren op praktijkniveau (bijvoorbeeld geen oproepsysteem postpartum). Voor de oorzaken op praktijkniveau werd telkens een protocol ter verbetering uitgewerkt.Aangepakte oorzaken Er werd gekozen om vier oorzaken aan te pakken. Ten eerste volgde elke arts patiënten onder de combinatiepil op een andere manier op. Een protocol voor een uniform beleid kon dat probleem eenvoudig verhelpen. Ten tweede legde elke verpleegkundige voor de prikpil op een andere manier de vervolgafspraak vast. Artsen hadden onzekerheid over de correcte acties bij patiënten die te laat om een vervolginjectie kwamen. Ook dit viel op te lossen door het uitwerken van een protocol. Ten derde merkten de artsen op dat patiënten na een bevalling vaak de postpartumcontrole misten door tijdsgebrek of een slecht begrip. Het uitwerken van een oproepsysteem was eenvoudig. Ten vierde verdwenen patiënten na een abortus vaak uit het zicht. Om recidieven te vermijden en voor de psychologische nazorg, waren artsen vragende partij voor een oproepsysteem postabortus. Tijdens het uitwerken van deze protocollen, bleek er nood aan een vijfde protocol dat ondersteuning bood bij het kiezen van een anticonceptiemethode.Lichte stijging Men registreerde het aantal zwangerschapstesten zonder zwangerschapswens in de vijf maanden voor en na de interventies met de protocollen. Het zorgteam gaf ook feedback over het project in een onlinevragenlijst. Er werden 36 zwangerschapstesten zonder zwangerschapswens geregistreerd vóór het uitwerken en implementeren van de protocollen en 51 nadien. Dat verschil was niet statistisch significant. De registratie gaf inzicht in welke subgroep van patiënten zich de meeste problemen voordoen. Interventies in de toekomst kunnen zich dus richten op de meest kwetsbare patiënten. Hierbij was het opvallend dat de gemiddelde leeftijd toch al 30 was en het merendeel van de vrouwen al een vaste relatie en een kind had. De meeste problemen deden zich voor bij patiënten onder de combinatiepil. Elk protocol werd door de meerderheid van het zorgteam geëvalueerd als een verbetering. Ze waren het erover eens dat dit project een kwaliteitsverbetering was. Niemand evalueerde de protocollen als een achteruitgang. De meerderheid was bereid de protocollen in de toekomst ongewijzigd verder te gebruiken. Het project gaf dus een gevoel van kwaliteitsverbetering bij de zorgverstrekkers, maar kon geen daling van het aantal zwangerschapstesten zonder zwangerschapswens aantonen. Dr. Lien Jespers: "Cijfers zeggen niet alles. De tweede registratie was wel zeer kort na het uitwerken van de protocollen zodat het effect daarvan niet optimaal gemeten kon worden. Door protocollen in te voeren is er ook meer aandacht voor de problematiek en werden er wellicht meer zwangerschapstesten afgenomen. Een herhaling van de registratie op lange termijn lijkt dus zeker aangewezen. De bedoeling was vooral goede protocollen uit te werken en daar blijken we na evaluatie door het zorgteam in geslaagd."