Kennis van het germline (aangeboren) of somatisch (tumoraal) genoom van patiënten met gemetastaseerde castratierefractaire prostaatkanker (mCRPC) laat toe om patiënten doelgericht te behandelen. Het uiteindelijke doel is om onze patiënten beter te helpen, benadrukt prof. Joaquin Mateo (Barcelona, Spanje).
...
De FDA heeft zeer recent twee PARP (poly-ADP-ribose-polymerase) -remmers goedgekeurd, namelijk olaparib en rucaparib voor de behandeling van mCRPC-patiënten met bepaalde genetische mutaties zoals BRCA1 en BRCA2. PARP- remmers blokkeren de enzymes PARP 1 en PARP 2 en zorgen er uiteindelijk voor dat de cel niet meer in staat is zijn DNA-schade te herstellen, wat leidt tot celdood. BRCA-mutaties komen voor in ongeveer 10-20% van de prostaatkankerpatiënten. De fase II-studie TOPARP A en B leverde voldoende bewijs voor een antitumoraal effect van olaparib bij mCRPC-patiënten met een mutatie in een DNA repair-gen. Hierdoor werd dit verder onderzocht in de fase III-studie, de PROfound-studie. Hierbij werd de effectiviteit van een behandeling met olaparib onderzocht bij eerder behandelde mCRPC-patiënten met een mutatie in BRCA1/2 of ATM. De patiënten werden 2:1 gerandomiseerd naar een behandeling met olaparib of een behandeling met een antiandrogeen (abiraterone of enzalutamide). De mediane radiologische progressievrije overleving was significant beter in de olaparibgroep in vergelijking met de groep die een antiandrogeen kreeg. Uit een subgroepanalyse bleek dat patiënten met BRCA2-mutaties het meest profiteerden van olaparib. Olaparib werd over het algemeen goed verdragen met anemie als meest voorkomende bijwerking. Prof. Mateo gaf aan dat het in dit opzicht verstandig kan zijn om niet te lang te wachten met deze behandeling, aangezien in een latere fase van prostaatkanker beenmerginfiltratie toeneemt en het dus moeilijker wordt voor patiënten om met de hematologische complicaties om te gaan. Op basis van deze eerste resultaten van de PROfound-studie kunnen we stellen dat we patiënten met een mutatie in het BRCA-gen beter behandelen met olaparib dan met een behandeling met enzalutamide of abiraterone, aldus prof. Mateo. Uiteraard leiden deze veelbelovende resultaten nog tot verder onderzoek, zoals het effect van het combineren van PARP-remmers en anti-androgenen zodat meer patiënten effect hebben van de behandeling. Hoewel PARP-inhibitoren reeds hun intrede gevonden hebben bij onder andere borstkanker en ovariumkanker lijken ze nu ook voor prostaatkanker hun plaats te vinden in de klinische praktijk. Hierbij is het belangrijk om de multidisciplinaire teams uit te breiden met genoomexperten, gaf prof. Mateo aan. Tijdens de discussie werd aangegeven dat de controlearm van de PROfound-studie een zwak punt is, aangezien sequencing van abiraterone en enzalutamide niet meer gedaan wordt in de praktijk, zeker na de data van de CARD-studie. Maar er werd nogmaals bevestigd dat dit veelbelovende resultaten zijn en dat olaparib naar de klinische praktijk zal komen. Momenteel is de behandeling al beschikbaar via een medisch noodprogramma.