...

In de MONARCH 2-studie werden 669 vrouwen met een hormoonresistente gemetastaseerde borstkanker in een 2-1-verhouding gerandomiseerd naar abemaciclib + fulvestrant (AF) of een placebo + fulvestrant (PF).De patiënten werden gestratificeerd naargelang van de plaats van metastasering (ingewanden of beenderen) en het primaire of secundaire karakter van de hormoonresistentie. Het primaire eindpunt van de studie was de progressievrije overleving. De totale overleving was een secundair eindpunt.Na een mediane follow-up van 47,7 maanden was de progressievrije overleving beter in de 'abemaciclib + fulvestrant'-groep dan in de 'placebo + fulvestrant'-groep: de mediane progressievrije overleving bedroeg respectievelijk 16,9 en 9,3 maanden (HR 0,53; p < 0,0001).De mediane totale overleving bedroeg respectievelijk 46,7 en 37,3 maanden, dus een verschil van 9,4 maanden (HR 0,75; p = 0,01).De totale overleving was statistisch ook significant beter in de subgroep van vrouwen met viscerale metastasen (HR 0,67) en ongeacht het type hormoonresistentie (primaire hormoonresistentie HR 0,68; 95% BI 0,45-1,04, en secundaire HR 0,78; 95% BI 0,6-1,02). Bij een explorerende analyse was de mediane tijd tot starten van chemotherapie langer bij de vrouwen in de 'abemaciclib + fulvestrant'-groep dan bij de vrouwen in de 'placebo + fulvestrant'-groep (50,2 versus 22,1 maanden).Tijdens die langere evaluatieperiode werden geen nieuwe veiligheidssignalen waargenomen. De tolerantie lag in de lijn van die in eerdere publicaties.MONALEESA-3 werd uitgevoerd bij 726 gemenopauzeerde patiënten met een gemetastaseerde borstkanker die daarvoor nog niet waren behandeld, of vrouwen met een relaps meer dan 12 maanden na één enkele hormoontherapie. De patiënten werden in een 2-1-verhouding gerandomiseerd naar ribociclib + fulvestrant of een placebo + fulvestrant. 50% van de patiënten had een hormoongevoelige tumor en 50% een hormoonresistente.Ook in deze studie werden de patiënten gestratificeerd volgens de plaats van metastasering (viscerale of andere metastasen) en de eventuele vroegere hormoontherapie. Het primaire eindpunt was de progressievrije overleving; de totale overleving was een secundair eindpunt.De mediane progressievrije overleving was nog altijd significant langer bij de vrouwen in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep dan bij de vrouwen in de 'placebo + fulvestrant'-groep: respectievelijk 20,6 en 12,8 maanden (HR 0,58; 95% BI 0,48-0,70; p = 0,0000004).De mediane totale overleving was ook significant langer bij de vrouwen in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep (mediane totale overleving nog niet bereikt op het ogenblik van de analyse versus 40 maanden bij de vrouwen die enkel fulvestrant kregen) (HR 0,72; 95% BI 0,57-0,92; p = 0,0046).De totale overleving was beter in alle onderzochte subgroepen, zowel bij vrouwen met een hormoongevoelige tumor (HR 0,7; 95% BI 0,47-1,02) als bij vrouwen met een hormoonresistente kanker (HR 0,73; 95% BI 0,53-1,004). De mediane tijd tot starten van een chemotherapie was langer in de 'ribociclib + fulvestrant'-groep (mediane tijd nog niet bereikt op het ogenblik van de analyse versus 29,5 maanden; HR 0,69). Ribociclib had ook een positief effect op de PFS2 (39,2 maanden versus 29,4 maanden; HR 0,67).Er werden geen nieuwe bijwerkingen gesignaleerd. Ter herinnering, de MONALEESA-7 had al aangetoond dat ribociclib de totale overleving verbetert bij premenopauzale vrouwen (HR 0,71; p = 0,009).Die twee, nieuwe gerandomiseerde fase 3-studies tonen dus aan dat ribociclib de totale overleving verbetert bij vrouwen met een HER2- gemetastaseerde borstkanker, ook als eerstelijnstherapie. Die nieuwe studies bevestigen dus de waarde van ciclibs bij de behandeling van HR+ HER2- gemetastaseerde borstkanker. Een combinatie van een ciclib en fulvestrant lijkt de beste optie in die indicatie.