...

Er zijn drie domeinen waar er belangrijke nieuwe inzichten gegenereerd zijn het laatste jaar, stelt prof. Van Vlierberghe. Ten eerste zijn er nieuwe resultaten geboekt die mogelijk een betere inschatting kunnen geven over hoe frequent er aan screening gedaan moet worden bij patiënten met levercirrose.We weten dat deze patiënten 1-5% kans per jaar lopen om een primaire leverkanker te ontwikkelen. Daarom wordt er bij hen om de 6 maanden proactief gescreend via een echografie. Recente data van onderzoek, verricht aan het UZ Gent, tonen nu aan dat we op basis van een biomerker kunnen voorspellen wat het risico is dat patiënten met een levercirrose binnen 4-5 jaar een hepatocellulair carcinoom zullen ontwikkelen. Op basis van een glycosylatietest, kunnen we patiënten stratificeren volgens hoog of laag risico, wat toelaat om in te schatten hoe strikt patiënten opgevolgd dienen te worden.Ook nieuw is dat we nu aan een aantal patiënten, dat voorheen niet in aanmerking kwam voor een levertransplantatie, toch een transplantatie kunnen voorstellen. Het leverkankerstadium wordt bepaald met behulp van het Barcelona Clinical Liver Cancer-schema. Met behulp daarvan wordt een prognose gesteld en worden beslissingen genomen over de behandelingsmogelijkheden.Deel van dit schema zijn de Milaan-criteria, die bepalen of een patiënt in aanmerking komt voor een transplantatie. Dat zijn enkel patiënten met één tumor met een maximale diameter van 5 cm of met maximaal drie tumoren die niet groter zijn dan 3 cm. Sinds kort weten we echter dat ook patiënten die initieel niet aan de Milaan-criteria voldoen, maar die door een medische ingreep een downstaging ondergaan waardoor zij toch binnen deze criteria vallen, ook een positieve uitkomst van een levertransplantatie kunnen hebben.Inmiddels zijn de richtlijnen dan ook gewijzigd, waardoor voor deze groep patiënten een levertransplantatie toch mogelijk wordt. Dit is een belangrijke evolutie, aangezien een levertransplantatie, samen met een leverresectie, de enige curatieve behandeling is. Wel geeft dit een verdere druk op het aantal leverdonoren, dat nu al beperkt is.In België zijn we inmiddels ook een studie gestart, waaraan verschillende universiteiten deelnemen, die kijkt of we nog een stap verder kunnen gaan. Het risico op herval na een levertransplantatie wordt namelijk niet enkel bepaald door de omvang van de kanker, maar ook door zijn agressiviteit. Daarom onderzoeken we in deze studie of ook patiënten, die niet aan de Milaan-criteria voldoen, maar die een negatieve PET/SCAN hebben, gebaat kunnen zijn met een levertransplantatie. Resultaten van deze studie worden verwacht in de loop van de volgende twee jaar.Bij een bepaalde groep van patiënten die niet in aanmerking komt voor transplantatie of resectie kan palliatief een embolisatie uitgevoerd worden. Momenteel lopen er een aantal studies die onderzoeken of hier een chemo-embolisatie of een radio-embolisatie het beste is. Op dit moment is daar geen duidelijk antwoord op, maar hopelijk zullen de komende studieresultaten daar klaarheid in scheppen.Wat geneesmiddelen betreft kunnen we aan patiënten met een gemetastaseerd hepatocellulair carcinoom nog steeds enkel palliatieve behandelingen aanbieden. Ons arsenaal is daar nu wel uitgebreid. Naast sorafenib kunnen we daar nu ook lenvatinib, regorafenib, cabozantinib en ramucirumab aanbieden. Wat immunotherapie betreft hebben we het laatste jaar jammer genoeg minder gunstige resultaten gezien.Op basis van fase 2-data kende de FDA de laatste twee jaar een versnelde goedkeuring toe aan zowel nivolumab als pembrolizumab voor de indicatie van gemetastaseerd levercarcinoom. De fase 3-data die dit jaar ter beschikking kwamen voor deze middelen waren echter teleurstellend; beide studies faalden voor hun primaire eindpunten. Ik denk dat we daar in de toekomst mogelijk meer baat zullen hebben van een combinatie van angiogeneseremmers en immunotherapie. Verschillende klinische studies over dergelijke combinaties zijn momenteel lopende.Tot slot is er ook heel wat onderzoek aan de gang naar biomerkers, om de behandeling beter te kunnen personaliseren. Tot nog toe is er daar echter nog geen doorbraak. Eén van de zaken die men daar onderzoekt is de glycosylatietest. Maar voorlopig is enkel het gebruik ervan om screeningsprogramma's verder te optimaliseren gevalideerd.