...

"Anderzijds correleert een laag hemoglobinegehalte met een zeer slechte levenskwaliteit. Dat alles verklaart waarom inspanningen worden geleverd om het hemoglobinegehalte te verhogen zonder bloedtransfusie. Eerst werden daar erytropoësestimulerende middelen (epoetine en darbepoëtine) voor gebruikt, maar die werken niet bij alle patiënten en over het algemeen houdt de werkzaamheid maar ongeveer twee jaar aan en daarna moet toch een tweedelijnstherapie worden overwogen.""Er bestaan maar weinig tweedelijnsmiddelen, namelijk lenalidomide, hypomethylerende middelen en luspatercept. Lenalidomide wordt vooral gebruikt bij patiënten met een 5q-deletie. Hypomethylerende middelen zijn nog niet goedgekeurd in Europa, zijn weinig doeltreffend bij een myelodysplastisch syndroom met overwegend anemie en zijn zeer toxisch. De eerste gegevens over luspatercept werden gepresenteerd op het congres van de ASH in 2018. Luspatercept blijkt vooral effectief te zijn bij sideroblastische anemie.""Ik heb in Amsterdam een studie gepresenteerd met imetelstat, de eerste vertegenwoordiger van de klasse van de telomeraseremmers", zegt prof. Pierre Fenaux. "De studie werd uitgevoerd bij 38 patiënten die refractair of resistent waren tegen epo, die volgens de IPSS-score een laag of intermediair-1 risico liepen, die zeer transfusiedependent waren (gemiddeld acht eenheden erytrocytenconcentraat in acht weken) en die nog geen tweedelijnstherapie hadden gekregen. Acalabrutinib werd intraveneus toegediend in een dosering van 7,5 mg/kg om de vier weken. Daardoor kon bij 16 patiënten (42%) gedurende acht weken worden afgezien van bloedtransfusies, het primaire eindpunt. Het effect blijkt lang aan te houden: de mediane duur zonder transfusie bedroeg 86 weken, dus langer dan met andere tweedelijnstherapieën. Er werden geen ernstige bijwerkingen waargenomen. Ongeveer 60% van de patiënten heeft een tijdelijke neutropenie en trombopenie ontwikkeld.""Veelbelovende resultaten dus. Bovendien is imetelstat ook effectief bij patiënten met risicofactoren (exces aan blasten, trisomie 8 en andere chromosomale afwijkingen) die dus een hoger risico op transformatie lopen. Bij die patiënten hebben we een hoger responspercentage vastgesteld."