...

Doordat het 10 tot 15 jaar kan duren vooraleer een colorectale tumor zich ontwikkelt, kan ook sterk ingezet worden op detectie en verwijderen van precancereuze letsels en vroegstadiumtumoren die succesvol behandeld kunnen worden. Gedurende de voorbije drie decades werden verschillende screeningstools ontwikkeld die de incidentie en mortaliteit van colorectale kanker aanzienlijk konden verminderen. Deze testen omvatten de fecale occulte bloedtest, waarbij de fecale immunochemische test (FIT) momenteel de meest gebruikte test is, aangezien die een betrouwbaarder resultaat geeft dan de traditionele guaiac-gebaseerde fecale occulte bloedtest (gFOBT), de flexibele sigmoïdoscopie en de colonoscopie. Verschillende Europese landen startten met het implementeren van screeningsprogramma's voor colorectale kanker bij de risicopopulatie (50-74 jaar). De screeningsprogramma's verschillen echter sterk van land tot land en deze verschillen leiden tot grote verschillen in incidentie van colorectale kanker doorheen de verschillende Europese landen. Deze studie, gepubliceerd in The Lancet en geschreven door Rafael Cardoso et al. focust op de incidentie, stagering en mortaliteit van colorectale kanker in de eerste twee decades van de 21ste eeuw, rekening houdend met screeningsprogramma's die geïmplementeerd werden in de verschillende Europese landen. Daarnaast werd ook specifiek gefocust op de verschillen tussen tumoren in het proximaal colon, distaal colon en rectum aangezien in eerdere studies werd gesuggereerd dat colorectale screening minder succesvol is voor het detecteren van precancereuze letsels in het proximaal colon. In deze, populatiegerichte studie, werden data van 3.078.218 colorectale tumoren uit 21 Europese landen verzameld. Patiënten in de studie werden gediagnosticeerd tussen 2000 en 2016 en van 16 van de 21 landen werden nationale resultaten verkregen en van vijf landen enkel regionale resultaten. De verzamelde data omvatten zowel patiënt- als tumorgerelateerde kenmerken zoals geslacht, jaar van diagnose, leeftijd bij diagnose, topografie, morfologie en TNM-classificatie indien die beschikbaar was. In landen waar de screeningsprogramma's al lang ingeburgerd zijn en meer dan de helft van de risicopopulatie up-to-date was met de screening, zoals Oostenrijk, Tsjechië en Duitsland, is een daling in incidentie te zien, met een gemiddelde percentuele mutatie op jaarbasis variërend van -2,5% tot -1,6% bij mannen en van -2,4% tot -1,3% bij vrouwen. In Engeland en Finland, landen waar ook al lange tijd screeningsprogramma's lopen, bleef de incidentie stabiel of steeg ze gedurende de onderzoeksperiode. Landen zoals België, Denemarken, Ierland, Litouwen, Nederland en Slovenië, waar de screeningsprogramma's recenter werden ingevoerd, toonden een stabiele of stijgende incidentie tot het jaar waarin de screening werd geïmplementeerd. Wanneer de screening snel werd opgepikt door de doelpopulatie met een deelname van meer dan 50% bij de eerste uitnodiging, zoals in België, Denemarken, Nederland en Slovenië, zien we eerst een stijging in incidentie, gevolgd door een duidelijke daling in incidentie. In de landen waar geen nationale screeningsprogramma's beschikbaar zijn, zien we de incidentieratio geleidelijk aan stijgen. De mortaliteit daalde in alle landen behalve bij mannen in Litouwen, Bulgarije en in Estland en Oekraïne (bij beide geslachten). Los van de algemene daling, werden verschillen gezien in de grootte van de daling in de verschillende landen. De grootste daling in mortaliteit werd gezien in landen die al gedurende langere tijd screeningsprogramma's implementeerden (Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland). In landen zonder nationaal screeningsprogramma, zoals Noorwegen en Zweden, was de daling in mortaliteit veel bescheidener. Onder de landen met een vroege introductie van screening, is er een kleine stijging te zien in het aantal stadium I-tumoren en een kleine daling in het aantal stadium IV-tumoren in Tsjechië na introductie van FIT en colonoscopie in 2009 en in Duitsland na de introductie van colonoscopie in 2002. Voor Oostenrijk en Finland waren geen gedetailleerde data over TNM-classificatie beschikbaar. In landen met meer recent ingevoerde screeningsprogramma's is er een duidelijke stijging te zien in het aantal stadium I-tumoren en dit patroon werd ook gezien voor alle subsites (proximaal, distaal, rectum). Deze studie, uitgevoerd in 21 Europese landen, toont grote verschillen tussen de landen in incidentie, mortaliteit en stagering van colorectale kanker. In landen die al lange tijd screening implementeerden en waarbij een groot deel van de risicopopulatie deelneemt aan de screening, wordt een initiële stijging in incidentie waargenomen in de eerste twee jaar na de start van het screeningsprogramma en ook het aandeel colorectale kankers van stadium I neemt toe. In landen zonder screeningsprogramma neemt de incidentie van colorectale kanker toe of blijft hij stabiel. Tegelijkertijd zien we de grootste daling in de mortaliteit door colorectale kanker in landen met reeds langlopende screeningsprogramma's. Het ultieme doel van de screening naar colorectale kanker is het verminderen van de mortaliteit door colorectale kanker. Met gFOBT, FIT, flexibele sigmoïdoscopie en colonoscopie werden in eerdere studies al significante dalingen in mortaliteit gezien. Reductie in colorectale mortaliteit kan bereikt worden door het detecteren en verwijderen van kwaadaardige colorectale tumoren in een vroeg stadium of door het verwijderen van precancereuze letsels, die anders zouden kunnen evolueren tot kwaadaardige tumoren, waardoor ook de incidentie van colorectale kanker zal dalen. Eerdere studies toonden ook al aan dat de incidentie van colorectale kanker daalt bij screening met flexibele sigmoïdoscopie, colonoscopie en FIT. Bewijs dat gFOBT de incidentie doet dalen, is zeldzaam. Enkel de US Minnesota trial toonde een reductie van 17%. In tegenstelling tot de mortaliteit, zal de incidentie onmiddellijk beïnvloed worden na het opstarten van een screeningsprogramma. In de eerste twee jaar wordt een stijging waargenomen van de incidentie. Deze is hoogstwaarschijnlijk niet te wijten aan overdiagnoses. De stijgende incidentie wordt gevolgd door een periode van daling in zowel vroeg-stadium als geavanceerde colorectale tumoren. We kunnen hieruit concluderen dat de veranderingen in incidentie vooral een invloed hebben op de stadium I-tumoren. Eerdere studies rond FIT-screening toonden ook aan dat gelijkaardige veranderingen in incidentie zullen leiden tot een daling in mortaliteit in de komende jaren. In Oostenrijk, Tsjechië en Duitsland werd geen stijging waargenomen in incidentie vlak na de introductie van de screeningsprogramma's. Waarschijnlijk is dit het gevolg van het type screening dat daar werd aangeboden. Deze was vrijwillig, zonder een gecentraliseerd uitnodigingssysteem. Wanneer werd gekeken naar de tumorsubsite, waren er verschillende veranderingen in incidentie waar te nemen ook in landen met een screeningsprogramma. Deze resultaten zijn in lijn met eerdere resultaten die suggereren dat colonoscopie minder effectief is bij het opsporen van tumoren in het proximaal colon dan in het distaal colon en het rectum. Dit verschil kan verklaard worden door de hogere predispositie van het proximaal colon om 'serrated' precancereuze letsels te ontwikkelen, die moeilijker te detecteren zijn met FIT en colonoscopie en die sneller evolueren naar tumoren. In de meeste landen werd een daling gezien in de mortaliteit door colorectale kanker. Ook in landen zonder screeningsprogramma werd een daling in mortaliteit gezien zonder daling van incidentie. Dit suggereert dat de daling in mortaliteit in deze landen vooral het gevolg is van betere diagnose en behandeling van colorectale kanker. Toch werd een grotere daling in mortaliteit gezien in landen met langdurende screeningsprogramma's, zoals Duitsland en Oostenrijk. Dit suggereert dat het verschil in grootte van de mortaliteitsreductie het gevolg is van de implementatie van de screeningsprogramma's waardoor de incidentie van colorectale tumoren daalt, met als gevolg ook een daling in mortaliteit. Alhoewel deze resultaten in de meeste landen gelijkaardig waren, valt toch op dat in sommige landen zoals Engeland, Finland, Ierland en Litouwen dezelfde trends niet terug te vinden zijn. Dit kan verklaard worden door een lage deelname aan de screening en het type test (gFOBT in Engeland en Finland). Samenvattend toont de studie verschillende trends in de incidentie, mortaliteit en stagering van colorectale kanker. De studie suggereert dat screening een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan een daling in incidentie en mortaliteit vooral in die landen met langlopende screeningsprogramma's. Deze resultaten kunnen deze landen aansporen om blijvend in te zetten op colorectale screeningsprogramma's. Tegelijkertijd tonen de resultaten aan landen zonder georganiseerde screeningsprogramma's het belang van de implementatie van deze screenings. Sinds het einde van de studie zijn zowel Estland als Noorwegen gestart met de uitrol van een screeningsprogramma. Daarnaast zouden betere screeningsmethoden voor precancereuze letsels in het proximaal colon kunnen bijdragen aan een betere preventie, incidentie en mortaliteit van colorectale kanker.