...

Meer specifiek waren er negatieve resultaten voor de SWOG S1505-studie, waarin peri- operatieve chemotherapie met mFOLFIRINOX of gemcitabine/nab-paclitaxel onderzocht werd (1). Het vooropgestelde objectief, om een OS van 58% te bereiken na twee jaar, werd niet gehaald. Prof. Van Laethem benadrukt dat beide behandelingen wel actief waren wanneer men kijkt naar het percentage complete of majeure pathologische respons. Positieve data waren er wel voor de ESPAC-5F-studie, een vierarmige studie die onmiddellijke chirurgie vergeleek met neoadjuvante behandeling met gemcitabine + capecitabine, FOLFIRINOX of chemoradiotherapie (2). De belangrijkste boodschap is hier dat alle neoadjuvante behandelingen een verbetering gaven voor de OS in vergelijking met onmiddellijke chirurgie. Prof. Van Laethem besluit dat neoadjuvante therapie voor PDAC in opkomst is, maar verder gevalideerd dient te worden in grote prospectieve studies die verschillende regimes en strategieën vergelijken. Voor niet-reseceerbaar, lokaal gevorderd of metastatisch PDAC, sprongen de data in het oog van een fase 1/2-studie die NALIRIFOX (liposomaal irinotecan + 5FU/leucovorin + oxaliplatin) in eerste lijn bestudeerde (3). Het algemeen responspercentage was vergelijkbaar met wat in eerdere studies gezien werd met mFOLFIRINOX of gemcitabine/nab-paclitaxel; de graad 3-toxiciteit was echter lager (mogelijk door de lagere dosis oxaliplatine). In de fase 3-studie NAPOLI-3 die momenteel aan de gang is, wordt NALIRIFOX in eerste lijn op prospectieve wijze vergeleken met gemcitabine/nab-paclitaxel. De BGDO initieert eveneens een gerandomiseerde fase 2-studie (NALPAC) die NALIRIFOX vergelijkt met de standaard NALIRI/5FU in tweede lijn. Wat precisietherapie betreft met PARP-inhibitoren bij patiënten met gevorderd PDAC en een BRCA-mutatie, wees prof. Van Laethem op data van een fase 2-studie, die aantoonden dat toevoeging van veliparib aan een behandeling met gemcitabine + cisplatine geen meerwaarde bracht wat betreft ORR en OS (4). Gebaseerd op het hoog responspercentage (65%) en de verlengde OS dient de combinatie gemcitabine + cisplatine als standaardbehandeling gezien te worden bij patiënten met een BRCA-mutatie. Een subanalyse van de fase 3-studie POLO, die eerder aantoonde dat onderhoudstherapie met olaparib een verbeterde PFS gaf in vergelijking met placebo bij patiënten met metastatische PDAC en een BRCA-mutatie, toonde dat dit effect behouden bleef bij patiënten ≥ 65 jaar zonder verhoogde toxiciteit (5). Wat immuuntherapie en antistromale therapie betreft brachten diverse studies het laatste jaar vooral teleurstellingen. Prof. Van Laethem denkt dat voor gevorderd PDAC in de toekomst eerder gezocht moet worden naar combinaties van immuuntherapie en PARP- inhibitoren, of nieuwe combinaties met verschillende componenten van het stroma als target. Prof. Van Laethem besprak ten slotte kort enkele nieuwe data in het domein van galwegkanker. Hier lijkt gerichte therapie tegen FGFR2 na chemotherapie zeker een interessante onderzoekspiste (6). Verschillende studies met een fusie van deze receptor als target zijn lopende. Ook regorafenib na chemotherapie, eventueel gecombineerd met immuuntherapie, lijkt de moeite om verder te onderzoeken (7). Prof. Van Laethem is hoopvol dat we in de toekomst voor galwegkanker naar onderhoudsbehandelingen zullen evolueren, gebaseerd op moleculaire testing. Een grote internationale studie (SAFIR), waar ook de BGDO aan meewerkt, wordt momenteel op poten gezet om dit verder te onderzoeken. 1. Sohal D, et al. J Clin Oncol 2020; 38 (suppl);abstr 4504 2. Ghaneh P, et al. J Clin Oncol 2020;38 (suppl);abstr 4505 3. Wainerg ZA et al. Ann Oncol 2020; 31(suppl): abstr LBA-1 4. O Reilly EM et al. J Clin Oncol 2020; 38 (suppl): rapid communications 5. Kindler H et al. Ann Oncol 2020; 31 (suppl): abstr SO-3 6. Jayve et al. Ann Oncol 2020; 31 (suppl): abstr SO-5 7. Demols et al. Ann Oncol 2020, 31, issue 9: p1169-1177