...

Deze studie toonde aan dat bij patiënten met metastatisch darmcarcinoom (mCRC) behandeling met pembrolizumab in de eerste lijn de PFS beduidend verbeterde wanneer vergeleken werd met chemotherapie. Het blijft nog wachten op de data voor de OS, waar resultaten mogelijk moeilijker te interpreteren zullen zijn aangezien cross-over naar pembrolizumab een optie was in de studie. Een belangrijk vraagstuk blijft eveneens hoe het komt dat in het begin van de therapie 20-25% van de patiënten in de pembrolizumabgroep een snellere progressie vertonen dan in de chemotherapiegroep. Deze groep dient verder gekarakteriseerd te worden en nieuwe combinaties voor deze groep dienen onderzocht te worden. Combinatietherapie met encorafenib en cetuximab voor de tweede- of derdelijnsbehandeling van mCRC-patiënten met een BRAF V-600 gemuteerde tumor, werd reeds goedgekeurd door de EMA op basis van de BEACON-studie. Een gerandomiseerde studie wordt binnenkort opgestart om te onderzoeken of het doublet encorafenib plus cetuximab ook werkzaam is in de eerste lijn bij BRAF-gemuteerde CRC. Bemoedigende preliminaire data die aangeven dat doelgerichte therapie inderdaad ook in eerste lijn werkt, kwamen er van de ANCHOR-studie, een fase 2-studie met een enkele arm die aantoonde dat triplet therapie met encorafenib plus cetuximab plus binimetinib leidde tot een RR van ongeveer 50%2 bij eerder onbehandelde patiënten. Prof. Van Cutsem deelde ook data van een werkbaarheidsstudie die onderzocht of patiënten met vaste tumoren die cardiotoxiciteit vertoonden volgend op behandeling met een fluoropyrimidine geswitcht kunnen worden naar een behandeling met S1 (tegafur/gimeracil/oteracil)3. De studie bevestigde dat deze switch de cardiotoxiciteit inderdaad verlaagt. Momenteel wordt de mogelijkheid besproken om S1 ter beschikking te stellen van mCRC-patiënten. Ook in het domein van prognose waren er interessante data afkomstig van de Japanse cohort van de IDEA-studies, waarin werkzaamheid van drie maanden versus zes maanden oxaliplatinegebaseerde chemotherapie onderzocht wordt bij hoog-risico darmcarcinoom in stadium II/III. Deze data toonden aan dat het eerder de T-factor dan de N-factor is die bepalend is voor een voorkeur voor zes maanden therapie 4. Meer data zijn echter nog nodig om dit te valideren. Voor lokaal geavanceerde rectale kanker toonde prof. Van Cutsem ook nogmaals de data van de RAPIDO-, Prodige 23- en OPRA-studies, die al op ASCO voorgesteld werden5,6,7. Op basis hiervan stelt prof. Van Cutsem dat we naar een nieuwe strategie gaan voor deze kanker, met meer preoperatieve chemotherapie. De nieuwe standaard lijkt een korte reeks radiotherapie gevolgd door chemotherapie op basis van oxaliplatine, en enkel chirurgie wanneer nodig. 1. André T et al. J Clin Oncol 38 2020 (suppl; abstr LBA4) 2. Grothey A et al. 3. Österlund P et al. O-19 4. Takeharu Y et al. O-16 5. Hospers G et al. J Clin Oncol 38 2020 (suppl; abstr 4006) 6. Conroy T et al. J Clin Oncol 38 2020 (suppl; abstr 4007) 7. Garcia-Aguilar J et al. J Clin Oncol 38 2020 (suppl; abstr 4008)