...

De auteurs zijn voor hun studie uitgegaan van de gegevensbank van de nationale ziekteverzekering van Zuid-Korea over patiënten met een chronische hepatitis B die nog geen behandeling hadden gekregen en bij wie tussen januari 2012 en december 2014 een behandeling met entecavir (n = 11.464) of tenofovir (n = 12.692) was gestart. Die gegevens werden gevalideerd in een ziekenhuiscohorte van patiënten die tussen januari 2010 en december 2016 met entecavir (n = 1.560) of tenofovir (n = 1.141) waren behandeld in een tertiair referentiecentrum.In de totale populatie bedroeg de incidentie van hepatocellulair carcinoom 0,64 per 100 patiëntjaren in de tenofovirgroep en 1,06 per 100 patiëntjaren in de entecavirgroep. Bij multivariate analyse was het risico op ontwikkeling van een hepatocellulair carcinoom lager bij de patiënten die tenofovir kregen (HR = 0,61, p < 0,001), en in die groep was ook de frequentie van een samengesteld eindpunt van overlijden of transplantatie lager (HR = 0,77, p = 0,004).Een behandeling met tenofovir correleerde ook met een lager risico op optreden van een hepatocellulair carcinoom in de ziekenhuisgroep (HR = 0,66, p = 0,03). Bij gepaarde analyses correleerde tenofovir met een lagere incidentie van hepatocellulair carcinoom zowel in de populatiecohorte (HR = 0,62, p <0,001) als in de ziekenhuiscohorte (HR = 0,68, p = 0,04).Choi J. et al. Risk of Hepatocellular Carcinoma in Patients Treated With Entecavir vs Tenofovir for Chronic Hepatitis B. A Korean Nationwide Cohort Study. JAMA Oncol. Online gepubliceerd voor de papieren versie op 27 september 2018. doi:10.1001/jamaoncol.2018.4070; https://jamanetwork.com/journals/jamaoncology/article-abstract/2703887?resultClick=3