...

Vorsers zoeken al jarenlang naar een immunotherapie voor kanker. Het onderzoeksterrein is in feite te uitgebreid. Daarom beperkte prof. Johan Vansteenkiste zich vrijwillig tot specifieke activering van het immuunsysteem, met andere woorden vaccins, gebruik makende van antistoffen en specifieke cytotoxische T-cellen. Momenteel lopen verschillende fase 3-studies. De MAGRIT-studie (Mage-A3 as Adjuvant non-small cell lunG canceR ImmunoTherapy) is een multicentrische, mondiale, gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde studie bij 2270 patiënten. Het primaire eindpunt is de ziektevrije overleving (DFS). De studie wordt uitgevoerd bij patiënten met een MAGE-3+ NSCLC in een vroeg stadium die chirurgie hebben ondergaan. De patiënten werden in twee groepen ingedeeld met of zonder chemotherapie en werden dan in een 2-1-verhouding gerandomiseerd naar het vaccin of een placebo. De eerste analyse heeft de werkzaamheid met of zonder chemotherapie vergeleken.MAGRIT gaat verder Bij de tweede analyse werden verschillen in de groep zonder chemotherapie onderzocht en de derde analyse ging over de genetische handtekening. Dat is zeer belangrijk. Al in 2008 hebben de Leuvense specialist en zijn medewerkers aangetoond dat er een verband bestaat tussen de genexpressie en een vaccin tegen MAGE-3 bij NSCLC. In de fase 2-studie die werd uitgevoerd voor de MAGRIT-studie, hebben Uluoa-Montoya et al. effectief aangetoond dat de ziektevrije overleving bij patiënten met een kanker met een positieve genetische handtekening (GS+) beter was met het vaccin tegen MAGE-3 dan met de placebo (HR = 0,42), terwijl die overleving slechter was bij GS- patiënten. Onlangs werd gemeld dat deel 1 en deel 2 van de studie werden stopgezet bij gebrek aan bewijs van efficiëntie. De studie van de genetische handtekening daarentegen wordt dubbelblind voortgezet.START & STOP De START-studie onderzocht tecemotide, een vaccin tegen MUC1. MUC1 is een mucine dat een goede therapeutische target zou kunnen zijn. Een hoog mucinegehalte is prognostisch ongunstig. Vaccinatie verbeterde de totale overleving niet. Maar bij combinatie met chemotherapie en/of radiotherapie daalde de sterfte met 22% en steeg de mediane overleving van 20,6 naar 30,8 maanden. De vaccinatietherapie sloeg beter aan in geval van aanwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA, anti-nuclear antibodies) en een hoge serumconcentratie van MUC1 (sMUC1 > 32 IE/ml). De STOP-studie anderzijds onderzocht belagenpumatucel-L, een immunostimulerend middel dat de respons van specifieke T-cellen op kankercellen verhoogt. In de STOP-studie bij 700 patiënten mochten de patiënten een behandeling met chemotherapie of radiotherapie krijgen. In die specifieke patiëntenpopulatie hebben de vorsers een stijging van de mediane overleving met 7,4 maanden gemeten: van 13,3 met de placebo tot 20,7 met belagenpumatucel-L. In de groep die voordien radiotherapie had gekregen, bedroeg de mediane overleving na vaccinatie 40,1 maanden tegen 10,3 met de placebo, een verschil van 29,8 maanden. Bij de patiënten die terzelfder tijd radiotherapie en het vaccin hebben gekregen, was de mediane overleving nog niet bereikt in de belagenpumatucel-L-groep en bedroeg die 10,3 maanden in de placebogroep. Er lopen nog andere studies, maar we mogen toch al stellen dat een therapeutisch vaccin een belangrijke plaats zal krijgen bij de behandeling van longkanker. De gegevens over belagenpumatucel-L en tecetomide zijn interessant en tonen aan dat er een interactie bestaat tussen het immuunsysteem en radiotherapie. De MAGRIT-studie heeft overigens ook het belang van een betere definiëring van biomarkers bevestigd.