...

Vaak zijn er problemen met darmcontrole bij patiënten behandeld voor darmkanker, met name endeldarmkanker. "Dat kan door chirurgie of radiotherapie (RT) ontstaan," begon prof. De Schepper. "Er zijn drie factoren die een rol kunnen spelen bij stoelgangincontinentie. Enerzijds is dit de samenstelling van de stoelgang: hoe platter, hoe moeilijker om dit op te houden. Diarree kan ook door de darmkanker zelf veroorzaakt worden, en aldus een aanmeldingsklacht zijn.Daarnaast speelt de sluitspier een rol. Deze kan door de kanker zelf beschadigd zijn, maar verzwakt ook naarmate men ouder wordt.De derde factor is de elasticiteit van de endeldarm. Zowel de tumor zelf, als de kankerbehandeling kan voor een verlies van elasticiteit zorgen. De endeldarm kan dan niet goed uitzetten en komt zeer snel vol te zitten. Dit leidt tot een bijna continue stoelgangsdrang, wat voor stoelgangsklachten en incontinentie kan zorgen."De meeste problemen ontstaan wanneer de gehele endeldarm wordt verwijderd. "Er wordt nu meer en meer geprobeerd om minimaal invasieve operaties uit te voeren, waarbij de kanker zo selectief mogelijk wordt weggenomen. Klassiek wordt de endeldarm echter in zijn geheel weggenomen. Het risico op darmklachten loopt dan op tot 80%, en vormt een zodanig groot probleem dat daar een verzamelnaam aan is gegeven: low anterior resectie syndroom of LARS. Het is ook één van de belangrijkste oorzaken van een blijvend verlies aan levenskwaliteit.We zien nu wel een lichte verschuiving van chirurgie naar chemoradiotherapie gevolgd door een wait-and-see beleid, om de anatomie zoveel mogelijk intact te houden. Het risico op functionele stoelgangsklachten na RT is immers veel kleiner (5-10%)."Impact"Stoelgangsproblemen zijn sociaal enorm validerend. Zeker incontinentie, waarbij zelfs milde incontinentie een reden kan zijn om zich sociaal te isoleren. Stoelgangsverlies in het openbaar is dan ook enorm traumatiserend. En het dragen van verbandmateriaal alleen al, kan voor vele patiënten moeilijk zijn om een plaats te geven. Soms is dat zelfs bijna moeilijker dan hun oncologisch verhaal."De meerderheid van de patiënten kampt dan ook met een depressie, zelfisolatie en schaamte. "Daar wordt ook niet openlijk over gepraat. Mensen verzwijgen dit vaak naar hun arts toe, of minimaliseren het omdat ze denken dat er toch niets aan gedaan kan worden. Terwijl er wél behandelingsmogelijkheden zijn."Behandelopties"Bekkenbodemkinesitherapie vormt een zeer belangrijke behandeling en kan soms wonderen doen. Enerzijds kan men bij een sluitspierprobleem, de sluitspier trainen. Anderzijds kan met ballontraining de gevoeligheid bijgesteld worden, en prikkels die aangeven om naar het toilet te gaan, minder of meer uitgesproken worden.Indien dit niet voldoende blijkt, kunnen we loperamide geven om de stoelgangsdrang een beetje af te remmen, of de darm ledigen. Een deel van de patiënten is immers ook incontinent omdat ze de darm niet goed kunnen leegmaken. Er blijft dan teveel stoelgang zitten en de endeldarm begint vanzelf te lekken. Daarvoor geven wij systematisch lavementen. Patiënten kunnen dit met speciale systemen zelf thuis toepassen (vb. Peristeen). Daar boeken we toch ook goede resultaten mee.Een andere optie is sacrale neurostimulatie, waarbij de zenuwen in de darm worden geprikkeld door elektrodes. Enkele studies hebben aangetoond dat dit bij patiënten met LARS ook vrij goed werkt.Een laatste optie is het aanleggen van een stoma, maar dat is bij een absolute minderheid."Actief navragen"De oncologische opvolging in België is zeer sterk, maar wat de functionele gevolgen betreft is er nog wel wat marge voor sensibilisering. Stoelgangincontinentie is uiteraard niet levensbedreigend, maar de impact op de levenskwaliteit is soms even groot als de kankerdiagnose, en het sleept bovendien veel langer aan. We moeten er dan ook echt blijvende aandacht voor hebben en patiënten vooraf goed inlichten, maar ook het verhaal nadien opvolgen en er actief naar vragen. Als je mensen met kinesitherapie bijvoorbeeld luiervrij kan krijgen en ze terug het huis uit durven, is dat ongelooflijk belangrijk."Voor de opvolging kunnen artsen gebruik maken van vragenlijsten die gemakkelijk meegegeven kunnen worden aan patiënten. Daarmee wordt zowel de incontinentie als de impact ervan nagegaan, omdat dit ook bepalend is voor de ernst (bv. Wexner score)."In de Klein Bekken Kliniek (UZA) hebben we tevens een psychotherapeut, omdat gedragstherapie soms nodig kan zijn om de mensen te overtuigen kinesitherapie te volgen, maar ook om het vertrouwen te geven dat een behandeling effectief heeft geholpen en ze terug continent zijn. Een multidisciplinaire aanpak is voor een goede opvolging dan ook zeer belangrijk. Zo zitten wij regelmatig samen met de chirurgen, bekkenbodemkinesisten, psychotherapeuten, urologen en gynaecologen om de casussen individueel te bespreken. Dat kan in sommige ziekenhuizen toch nog meer gestructureerd verlopen."