...

Bij patiënten met een EGFR-T790M-positief NSCLC die werden behandeld met rociletinib, bedroeg het responspercentage 59% en het percentage ziektecontrole 93%. Bij patiënten met NSCLC zonder gemuteerd EGFR die werden behandeld met rociletinib, was dat respectievelijk 29% en 59%. De frequentste en dosisbeperkende bijwerking was hyperglykemie. De frequentste bijwerkingen van rociletinib bij de 92 patiënten die rociletinib in een therapeutische dosering kregen, waren hyperglykemie (47%), nausea (35%), vermoeidheid (24%) en diarree (22%). Bij 12% van de patiënten werd een verlenging van het QTc-interval waargenomen. De frequentste graad 3-bijwerkingen waren hyperglykemie (22%) en verlenging van het QTc-interval (5%). Van de patiënten had 38% een behandeling voor hyperglykemie nodig. Een graad 3-verlenging van het QTc-interval was asymptomatisch en verdween na verlaging van de dosering. Al met al moest de dosering bij 48% van de patiënten worden verlaagd.