Chronisch gebruik van opiaten verschilt naargelang van het type kanker dat bejaarde patiënten hebben overleefd. Zes jaar na de diagnose was het aantal chronische gebruikers van opiaten niet hoger bij de patiënten die kanker hadden overleefd, dan in een controlegroep zonder voorgeschiedenis van kanker. Dat is ten dele toe te schrijven aan het feit dat het gebruik van opiaten was toegenomen in de controlegroep.
...
De studie werd uitgevoerd bij 46.789 patiënten bij wie tussen 2008 en 2013 een diagnose was gesteld van colorectale kanker, long- of borstkanker, die de kanker hadden overleefd en die voordien geen opiaten hadden gebruikt. Chronisch gebruik van opiaten werd gedefinieerd als gebruik gedurende ≥ 90 dagen na elkaar. Gebruik van opiaten in hoge dosering werd gedefinieerd als een gemiddeld gebruik equivalent aan ≥ 90 mg morfine per dag. Het gebruik van opiaten in hoge dosering werd vergeleken bij de patiënten en de controlepersonen die beantwoordden aan de definitie van chronische gebruikers.Tijdens het eerste jaar na de datum van de diagnose was het percentage chronische gebruikers significant hoger bij de patiënten die een colorectale kanker (OR = 1,34, 95% BI = 1,22-1,47) of longkanker (OR = 2,55, 95% BI = 2,34-2,77) hadden overleefd dan in de controlegroep. Het verschil in chronisch gebruik tussen de overlevenden en de controlegroep verminderde jaar na jaar na de referentiedatum. Bij patiënten die longkanker hadden overleefd, en de controlepersonen bedroeg het percentage patiënten dat chronisch opiaten gebruikte, respectievelijk 5,3% en 2,1% tijdens het eerste jaar, respectievelijk 6,9% en 3,4% tijdens het tweede jaar, respectievelijk 6,9% en 4,2% tijdens het derde jaar, respectievelijk 6,9% en 5,0% tijdens het vierde jaar, respectievelijk 7,7% en 5,8% tijdens het vijfde jaar en respectievelijk 7,4% en 6,7% tijdens het zesde jaar (de verschillen in jaar 1 tot 5 waren statistisch significant). Bij de patiënten die een colorectale kanker hadden overleefd, bedroeg het percentage patiënten dat chronisch opiaten gebruikte (versus de controlegroep) respectievelijk 2,7% en 2,0% tijdens het eerste jaar, respectievelijk 3,8% en 3,2% tijdens het tweede jaar, respectievelijk 4,1% en 4,0% tijdens het derde jaar, respectievelijk 4,3% en 4,6% tijdens het vierde jaar, respectievelijk 4,5% en 4,9% tijdens het vijfde jaar en respectievelijk 4,0% en 4,3% tijdens het zesde jaar (jaar 3 tot 6 niet statistisch significant). Na de referentiedatum was het percentage patiënten dat chronisch opiaten gebruikte, altijd lager bij de vrouwen die borstkanker hadden overleefd, dan in de controlegroep: het percentage bedroeg respectievelijk 1,9% tot 3,9% en 2,9% tot 7,3%.In vergelijking met de controlegroep was het percentage patiënten dat chronisch opiaten in hoge dosering gebruikte, bij de vrouwen die borstkanker hadden overleefd, hoger tijdens de eerste drie jaar. Bij de vrouwen die longkanker hadden overleefd, was dat hoger tijdens de eerste vier jaar, en bij de vrouwen die een colorectale kanker hadden overleefd, was dat hoger tijdens de eerste vijf jaar.Salz T et al. Trends in Opioid Use Among Older Survivors of Colorectal, Lung, and Breast Cancers. DOI: 10.1200/JCO.18.00938 Journal of Clinical Oncology. Online gepubliceerd voor de papieren versie op 28 februari 2019. https://ascopubs.org/doi/abs/10.1200/JCO.18.00938?journalCode=jco