...

Wie op kinderleeftijd kanker doormaakte en radiotherapie kreeg of chemotherapie met alkylerende verbindingen, loopt geen groter risico op geboortedefecten bij zijn kinderen. Dat suggereert onderzoek dat verscheen in de Journal of Clinical Oncology.Amerikaanse onderzoekers analyseerden data uit de Childhood Cancer Survivor Study, die gegevens verzamelde van meer dan 20.000 patiënten bij wie tussen 1970 en 1986 kanker werd gediagnosticeerd.Voor de huidige studie analyseerden Lisa B. Signorello (Epidemiology Institute, Rockville, VS) en collega's de gegevens van kinderen van 2.755 mannen en vrouwen die als kind een kankertherapie hadden gekregen. Ze gingen na of aangeboren afwijkingen meer voorkwamen in deze groep dan in een vergelijkende groep kinderen van ouders die als kind geen radiotherapie of chemotherapie met alkylerende verbindingen hadden gekregen.Signorello en haar team brachten aan het licht dat aangeboren afwijkingen voorkwamen bij 3,0% van de kinderen wier moeders als kind radio- of chemotherapie hadden gekregen versus 3,5% bij kinderen wier moeders tijdens de kinderjaren deze behandelingen niet had gekregen. Bij kinderen van wie de vader als kind een kankertherapie had gekregen, bedroeg de prevalentie van geboortedefecten 1,9% vs 1,7% in de controlegroep. Deze percentages komen overeen met de prevalentie in de algemene bevolking. Ze suggereren, aldus de auteurs, dat kinderen van ouders die kanker hebben overleefd geen significant hoger risico lopen op congenitale afwijkingen door blootstelling van hun ouders aan mutagene kankertherapie. Deze informatie is belangrijk voor de counseling van personen die kanker overleven en een kinderwens hebben.Een volgende stap kan er volgens Signorello in bestaan overlevers na kinderkanker en hun kinderen meer in detail te bestuderen, aan de hand van DNA-analyse om nog een beter zicht te krijgen op eventuele transgenerationele gevolgen van radio- en chemotherapie.