Een plaatselijk en regionaal heldercellig niercelcarcinoom wordt behandeld met een radicale nefrectomie, maar vaak treedt een recidief op (tot 50% van de patiënten). Drie studies hebben het effect van een adjuvante behandeling met een checkpointremmer op het risico op recidief geëvalueerd, met tegenstrijdige resultaten. IMmotion010 (geen significant effect met atezolizumab), CheckMate 914 (geen significant effect met nivolumab + ipilimumab) en KEYNOTE 564 (daling van het risico op recidief of overlijden met 32% met pembrolizumab).
Op het EAU 2023 zijn gegevens uit het reële leven gepresenteerd afkomstig van de Amerikaanse kankergegevensbank over patiënten met een nieuw gediagnosticeerd niet-gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom die een hoog risico liepen en bij wie een nefrectomie was uitgevoerd tussen 2015 en 2019.
Een hoog risico werd gedefinieerd als een stadium cT2 Fuhrman-graad 4, een stadium cT3a Fuhrman-graad 3/4, een stadium cT3b/T3c/T4 ongeacht de Fuhrman-graad en een stadium TxN ongeacht de Fuhrman-graad.
De analyse betreft 768 patiënten, van wie er 270 een adjuvante behandeling met een checkpointremmer hadden gekregen, en 498 een adjuvante behandeling met gerichte geneesmiddelen.
De belangrijkste kenmerken waren vergelijkbaar in de twee groepen. De gemiddelde leeftijd was 60 jaar, 70% van de patiënten waren mannen, 88% was blank, meer dan 70% had een Charlson-comorbiditeitsindex van 0, ongeveer 30% een stadium cT2, ongeveer 50% een stadium cT3, 47% een stadium cN0 en 52% een stadium cN1.
Eerste belangrijke bevinding: het aantal patiënten dat een adjuvante behandeling met checkpointremmers heeft gekregen, is gestegen van 17,4% (29 op de 167) in 2015 naar 61,8% (68 op de 110) in 2019. En nochtans ...
De vijfjaarsoverleving bedroeg 36,8% in de immunotherapiegroep en 50,1% met een gerichte behandeling (p = 0,30) en het verschil in vijfjaarsoverleving was van dezelfde grootteorde na correctie voor vertekenende factoren (respectievelijk 39,4% en 47,9%, p = 0,17). Bij multivariate analyse is een immunotherapie geen onafhankelijke voorspeller gebleken van de totale overleving (HR 1,14; p = 0,31).
Gezien die resultaten en ondanks de zwaktes van de studie (vooral retrospectieve studie, enkel uitgevoerd in de ziekenhuizen die hebben bijgedragen tot de gegevensbank, geen gegevens over de kankerspecifieke overleving en de doodsoorzaak) rijst toch de vraag of een adjuvante immunotherapie in die indicatie wel zin heeft.
We mogen dus concluderen dat de patiënten vaker een adjuvante behandeling met checkpointremmers krijgen, maar dat de overleving van patiënten met een niet-gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom die een hoog risico op recidief lopen, niet beter is dan met gerichte geneesmiddelen. Of bestaat er een manier om de patiënten op te sporen die wel baat zouden kunnen vinden bij een adjuvante immunotherapie?
Naar de presentatie van Furkan Dursun.
Op het EAU 2023 zijn gegevens uit het reële leven gepresenteerd afkomstig van de Amerikaanse kankergegevensbank over patiënten met een nieuw gediagnosticeerd niet-gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom die een hoog risico liepen en bij wie een nefrectomie was uitgevoerd tussen 2015 en 2019. Een hoog risico werd gedefinieerd als een stadium cT2 Fuhrman-graad 4, een stadium cT3a Fuhrman-graad 3/4, een stadium cT3b/T3c/T4 ongeacht de Fuhrman-graad en een stadium TxN ongeacht de Fuhrman-graad.De analyse betreft 768 patiënten, van wie er 270 een adjuvante behandeling met een checkpointremmer hadden gekregen, en 498 een adjuvante behandeling met gerichte geneesmiddelen. De belangrijkste kenmerken waren vergelijkbaar in de twee groepen. De gemiddelde leeftijd was 60 jaar, 70% van de patiënten waren mannen, 88% was blank, meer dan 70% had een Charlson-comorbiditeitsindex van 0, ongeveer 30% een stadium cT2, ongeveer 50% een stadium cT3, 47% een stadium cN0 en 52% een stadium cN1.Eerste belangrijke bevinding: het aantal patiënten dat een adjuvante behandeling met checkpointremmers heeft gekregen, is gestegen van 17,4% (29 op de 167) in 2015 naar 61,8% (68 op de 110) in 2019. En nochtans ... De vijfjaarsoverleving bedroeg 36,8% in de immunotherapiegroep en 50,1% met een gerichte behandeling (p = 0,30) en het verschil in vijfjaarsoverleving was van dezelfde grootteorde na correctie voor vertekenende factoren (respectievelijk 39,4% en 47,9%, p = 0,17). Bij multivariate analyse is een immunotherapie geen onafhankelijke voorspeller gebleken van de totale overleving (HR 1,14; p = 0,31). Gezien die resultaten en ondanks de zwaktes van de studie (vooral retrospectieve studie, enkel uitgevoerd in de ziekenhuizen die hebben bijgedragen tot de gegevensbank, geen gegevens over de kankerspecifieke overleving en de doodsoorzaak) rijst toch de vraag of een adjuvante immunotherapie in die indicatie wel zin heeft.We mogen dus concluderen dat de patiënten vaker een adjuvante behandeling met checkpointremmers krijgen, maar dat de overleving van patiënten met een niet-gemetastaseerd heldercellig niercelcarcinoom die een hoog risico op recidief lopen, niet beter is dan met gerichte geneesmiddelen. Of bestaat er een manier om de patiënten op te sporen die wel baat zouden kunnen vinden bij een adjuvante immunotherapie? Naar de presentatie van Furkan Dursun.