...

In een eerste studie (1) hebben de onderzoekers opgemerkt dat de vatbaarheid van muizen voor de groei van melanocytentumoren verschilt naargelang van hun herkomst. Ze schreven dat fenomeen toe aan een sterkere antitumorale immuniteit bij de resistentere dieren. Die verschillen verdwijnen evenwel als de muizen samen worden gehuisvest of na fecestransplantatie. De auteurs hebben kunnen aantonen dat bifidobacteriën verantwoordelijk zijn voor dat antitumorale effect. Toediening van bifidobacteriën aan wilde muizen potentieert het effect van PD-L1-antagonisten en voorkomt tumorprogressie. Het effect van de bifidobacteriën zou worden gemedieerd door de dendritische cellen. Bifidobacteriën blijken in staat te zijn om de dendritische cellen te potentiëren zodat ze een sterkere lymfocytaire antitumorale respons opwekken. In een tweede studie (2), eveneens bij muizen, hebben de onderzoekers aangetoond dat een behandeling met een CTLA-4-antagonist inefficiënt is in afwezigheid van microbiële flora. Het adjuvante effect van de microbiota wordt blijkbaar grotendeels gedragen door bacteriën van de klasse van Bacteroides en met name B. Fragilis. Dat werd bevestigd door toediening van feces van patiënten met een flora die veel B. fragilis bevatte, aan die muizen. De auteurs tonen ook aan dat de microbiële flora bij patiënten die worden behandeld met een CTLA-4-antagonist, meer Bacteroides bevat. Dat alles moet uiteraard nog bij de mens worden bevestigd.