...

Vandaag kunnen patiënten die een CIED (cardiac implantable electronic device)(*) dragen, letterlijk en figuurlijk op hun beide oren slapen. Ze plaatsen 's avonds een toestelletje ter grootte van een smartphone naast hun bed. Het toestel maakt tijdens de nacht draadloos contact met het CIED, en stuurt de verzamelde informatie door naar een server in het ziekenhuis, waar ze verwerkt wordt. Als er een probleem optreedt, krijgt de zorgverlener in het ziekenhuis een signaal. "We gebruiken tegenwoordig die technologie op een gestandaardiseerde manier, niet alleen voor het bewaken van het toestel zelf, maar ook van de patiënt die het draagt", aldus prof. Heidbuchel. "Het implementeren van deze werkwijze is een klasse I-aanbeveling in de desbetreffende richtlijn van de European Society for Cardiology. Bijna elke defibrillatorpatiënt en heel veel pacemakerpatiënten krijgen tegenwoordig toegang tot telemonitoring." Over de jaren is het landschap complexer geworden omdat verschillende producenten CIED's vervaardigen, en er dus verschillende systemen in omloop zijn. Zelfs als een ziekenhuis zich beperkt tot een tweetal producenten, stromen er vroeg of laat patiënten in die elders een toestel ingeplant kregen, mogelijk met een ander systeem. Om te vermijden dat de bewaking vanuit het ziekenhuis zich op verschillende systemen moet inloggen, is er middleware ontwikkeld, die vanuit de verschillende platformen de vertaalslag maakt naar een uniform systeem. Als dat systeem een alarmerend signaal geeft, kan het ziekenhuis eventueel contact opnemen met de patiënt om aan te geven wat hij precies moet doen. Is een medicatiewijziging nodig, dan wordt ook de huisarts gecontacteerd. Het uitbouwen van de hele logistiek rond telemonitoring is een aanzienlijke opdracht. "Als een patiënt bijvoorbeeld tweemaal per jaar op consult komt, dan moet de informatie die op dat ogenblik vanuit het CIED ingelezen wordt, geïntegreerd worden met de gegevens vanuit de telemonitoring", geeft de Antwerpse cardioloog aan. "Dat klinkt eenvoudig, maar het is technisch een complexe aangelegenheid, waarin we de industrie nog niet volledig meehebben. Daarom heb ik een initiatief opgestart met fora, die artsen-specialisten vanuit de hele wereld en alle betrokken fabrikanten samenbrengen om een positieve dynamiek te stimuleren en de ontwikkelingsprocessen vlotter te laten verlopen." Een bezorgdheid is ook om aan de kant van de zorgverleners de extra werkbelasting gerelateerd aan het gebruik van telemonitoring te beperken. Hein Heidbuchel: "In het UZA hebben we ons daarvoor gereorganiseerd en een TMU (telemonitoring unit) opgericht. De TMU wordt bemand door speciaal opgeleide zorgverleners (zes voltijdse equivalenten), van wie de dagtaak daar volledig in opgaat. De functie van deze medewerkers is niet alleen de telemonitoring sensu stricto, maar ook het doorgeven van de nodige informatie aan alle betrokkenen (patiënt, huisarts, ...), en ten slotte de verslaglegging." Prof. Heidbuchel is van plan de ervaring opgedaan met telemonitoring voor CIED's uit te rollen naar andere sensoren. Hij verwijst naar toestellen die hartritmes kunnen registreren door het plaatsen van twee vingers op twee elektroden of door het opplakken van een patch. Daarnaast zijn er de apps op de smartphone of de smartwatch. Tegenwoordig kunnen ook sensoren worden ingebracht in de arteria pulmonalis om centrale drukmetingen uit te voeren. Al die informatie kan door de logistiek van een TMU stromen, om daar de gepaste actie mee te kunnen ondernemen. Ook buiten de cardiologie doet geautomatiseerde monitoring zijn intrede, bijvoorbeeld voor het meten van de glycemie of de longfunctie via spirometrie. "Niet-cardiologische diensten die van dergelijke toepassingen gebruik maken, krijgen in ons ziekenhuis de gelegenheid om hun informatiestroom in te pluggen in onze TMU, zodat niet elk departement een dergelijke eenheid moet ontwikkelen en we de reeds verworven expertise kunnen delen", aldus Hein Heidbuchel. Bij gegevensdeling is bescherming van de privacy voor patiënten, maar ook voor artsen een bezorgdheid. Prof. Heidbuchel weet dat de GDPR administratief belastend is, maar toch voor de betrokken partijen een geruststellende meerwaarde betekent. Hij denkt dat deze regelgeving op termijn een troef zal betekenen ten opzichte van de VS, waar men met de bescherming van de privacy veel lichter omgaat. Hij merkt op dat de fabrikanten in dit verband enigszins de verantwoordelijkheden van zich afschuiven. Ze argumenteren dat de gegevens zonder meer op hun server staan en ze daar verder niets mee te maken hebben. Klopt niet, weet de cardioloog: fabrikanten kunnen, en moeten zelfs, deze gegevens analyseren om de kwaliteit van hun producten op te volgen. "Samen met de European Heart Rhythm Organisation, die ik een aantal jaar geleid heb, heb ik een project opgezet om meer duidelijkheid te krijgen over de verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen binnen het kader van de telemonitoring. Overigens hebben niet alleen het ziekenhuis en de fabrikanten verantwoordelijkheden, maar ook de patiënt. Als het ziekenhuis de patiënt meldt dat er iets mis is, dan is het zijn verantwoordelijkheid de huisarts te contacteren als hem dat wordt aanbevolen." Een ander probleem is de afwezigheid van terugbetaling voor telemonitoring. De overheid heeft een kader geschapen om bepaalde apps in gebruik te nemen, maar de hele logistiek die verbonden is aan de analyse van de verzamelde gegevens, krijgt momenteel geen toelagen. De TMU van het UZA bijvoorbeeld, wordt vanuit het ziekenhuis gefinancierd, met nul euro inkomsten van buitenaf. "Ik ondersteun dit project omdat ik denk dat het bijdraagt tot zinvolle geneeskunde, die in de toekomst een volwaardige plaats moet krijgen", betoogt prof. Heidbuchel. "Ik denk dat we moeten streven naar een inschrijvingssysteem: de patiënt schrijft zich in om in een bepaald centrum met zijn gegevens gevolgd te worden. Dat centrum is verantwoordelijk om met die gegevens waardevolle zorg toe te dienen. Als compensatie krijgt het centrum een jaarlijkse forfaitaire vergoeding. Het is billijk dat de centra in ruil daarvoor gecontroleerd worden voor het niveau van hun dienstverlening: hoe snel spelen ze in op binnenkomende gegevens? Hoe correct gaan ze ermee om?" En hij concludeert: "Als we dit potentieel op een adequate manier implementeren, dan ben ik ervan overtuigd dat we naar een betere geneeskunde zullen evolueren."