Na de leeftijd van 50-60 jaar treedt er onvermijdelijk verlies van spiermassa op, wat kan leiden tot sarcopenie. Om die spiermassa terug op te bouwen, zijn de juiste voeding en een actieve levensstijl cruciaal.
...
In 2019 werd sarcopenie (of leeftijdsgebonden spieratrofie) gedefinieerd volgens de Europese consensus van de EWGSOP (European Working Group on Sarcopenia in Older People) als een pathologie die voortvloeit uit een progressieve en significante afname van de spiermassa, -kracht en -functie tijdens het verouderingsproces.(1) De eerste fase (waarschijnlijke sarcopenie) wordt gekenmerkt door een verlies in spierkracht, een tweede door een verlies in massa en kwaliteit van de spieren, en in een derde stadium verlagen de fysieke prestaties. "We onderscheiden verschillende soorten. De primaire sarcopenie, die leeftijdsgebonden is, en de secundaire, die enerzijds te wijten is aan onvoldoende lichaamsbeweging (fysieke deconditionering, langdurige bedrust, sedentaire levensstijl) en anderzijds gelinkt aan verschillende aandoeningen (hart-, long-, lever-, nier-, zenuwstelsel), of inflammatoire, oncologische en endocriene processen. En dan is er nog de voedingsgerelateerde sarcopenie: die is het resultaat van een onaangepast dieet met een te lage energie- en/of eiwitinname, malabsorptie of gastro- intestinale problemen, of het gebruik van afslankmedicijnen", zegt prof. Marc Francaux, decaan van de Faculteit Bewegingswetenschappen aan de UCLouvain. "Een eerste oorzaak is uiteraard de leeftijd, met veranderingen in de hormoonhuishouding, mitochondriale disfunctie en apoptose. Er kan ook sprake zijn van hormonale ontregelingen, met een afname van groeifactoren en een zekere insulineresistentie. Uiteraard zijn er de neurodegeneratieve effecten, waaronder verlies van de motoriek. Ten slotte kunnen inadequate voeding, immobiliteit, gebrek aan lichaamsbeweging en cachexie aanleiding geven tot sarcopenie." "Vanaf de leeftijd van vijftig jaar is er een progressieve afname van de spiermassa. Dat proces kan versneld worden door een aantal aandoeningen (hiv, hypoxie, nier- of leverfalen, kanker, lage eiwitintake, diabetes, etc.). Spierafbraak is onvermijdelijk, zelfs als je je hele leven lichamelijk actief bent", onderstreept prof. Francaux. De kans op sarcopenie berust op drie factoren: de leeftijd, de handknijpkracht en de kuitomtrek. Een algoritme helpt bij de screening en diagnostiek. Bij een klinisch vermoeden vragen we de patiënt om de SARC-F-vragenlijst in te vullen.(2) "Als het resultaat negatief is, sporen we de patiënt aan om lichamelijke oefeningen te doen en zien we hem of haar op een later tijdstip terug", vervolgt prof. Francaux. "Bij een positieve SARC-F meten we de handknijpkracht met een Jamar® dynamometer. Bij mannen moet die een knijpkracht van meer dan 27kg aangeven, bij vrouwen meer dan 16kg." We doen ook de stoeltest: vijf keer opstaan in minder dan vijftien seconden. "Als de patiënt hier niet in slaagt, schakelen we naar de volgende fase en raden we een behandeling aan, ook al kunnen we de sarcopenie niet bevestigen." De derde fase is eigenlijk de formele diagnose van sarcopenie stellen. "We meten de hoeveelheid spieren d.m.v. resonantie, met een bio-impedantiemeting. Daarmee meten we helaas niet de spiermassa, maar de watermassa; er is dus een grote vertekening afhankelijk van de mate van hydratatie. Persoonlijk raad ik de DEXA-meting aan, die bepaalt de vetvrije massa en maakt een onderscheid tussen de romp en lichaamsdelen (segmenten). We verwachten meer dan 20 kg (7 kg/m2) spieren in de mannelijke segmenten en meer dan 15 kg (5,5 kg/m2) bij vrouwen. Als dat minder is, heeft de patiënt sarcopenie en bepalen we de ernst ervan." Vier fysieke testen helpen om de ernst van de sarcopenie in kaart te brengen. Timed Get Up & Go (TGUG): de patiënt zit op een stoel, moet opstaan, drie meter wandelen (naar een zwarte stip op de muur), zich omdraaien, terugkeren en weer gaan zitten. De zorgverlener evalueert het evenwicht en timet het parcours.Een andere eenvoudig uit te voeren test is de SPPB (Short Physical Performance Battery). De patiënt moet zijn balans houden: als hij tien seconden kan blijven staan met de voeten tegen elkaar, krijgt hij een punt. Vervolgens met de ene voet wat verder dan de andere, tien seconden volhouden is goed voor een punt. Tot slot, de voeten in tandem (hiel tegen tenen), tien seconden in evenwicht blijven, een punt. Dan moet hij vier meter wandelen en vijf keer zo snel mogelijk opstaan vanuit een stoel. In functie van hoeveel tijd dit kost, krijgt de patiënt een score (0-6 laag, 7-10 gemiddeld en 10-12 hoog fysiek prestatievermogen) "Mensen met sarcopenie scoren tussen 0-6 punten. In België varieert de prevalentie van sarcopenie bij 65-plussers tussen 6,58% en 20,2% bij vrouwen en tussen 13,4% à 14,7% bij mannen.(3) Niet alle ouderen hebben dus sarcopenie", benadrukt Marc Francaux. Verschillende mechanismen spelen een rol: een afname van het aantal motorneuronen, wijzigingen in het type en de grootte van spiervezels, wat de gevoeligheid van de excitatie- contractiekoppeling doet afnemen, een toename van de oxidatieve schade, een verminderde activering van satellietcellen en expressie van bepaalde genen, een afname van de mRNA-translatie, veranderingen in het spiermetabolisme, een toename van pro-inflammatoire cytokinen, wijzigingen in de hormoonhuishouding, een verminderde respons op voedingsstoffen en/of ondervoeding en fysieke inactiviteit. Naarmate we ouder worden, gaan veranderingen in de samenstelling van de microbiota hand in hand met een veroudering van het immuunsysteem en een staat van laaggradige ontsteking. "In rust is er geen verschil in de eiwitbalans bij jongeren en ouderen. Wel is gebleken dat jongere individuen beter reageren op aminozuren dan ouderen, die mettertijd een anabole resistentie ontwikkelen. Op een gegeven moment ontstaat er een onevenwicht tussen het vermogen om eiwitten aan te maken en af te breken in de spieren", merkt hij op. "De satellietcellen die zich rondom de myocyten bevinden, zijn in rustfase. Wanneer we sporten, heractiveren we die cellen, maar bij ouderen lukt dat niet goed", legt Marc Francaux uit. "Waarom? Omdat, paradoxaal genoeg, de afbraak afneemt naarmate we ouder worden. Om tot homeostase te komen, moeten de eiwitten en organellen die ongeschikt of inefficiënt zijn geworden, afgebroken en vervangen worden. Als er dus een afname is van die autofagie, krijgen we een opeenhoping van organellen, met name van inefficiënte mitochondriën." Bovendien verstoort oxidatieve stress de functie van bepaalde eiwitten die betrokken zijn bij de mitose. "Naar-mate we verouderen, worden latente satellietcellen dus steeds passiever. Verouderde satellietcellen kunnen niet meer gereactiveerd worden en kunnen dus hun rol in de cyclus van activering en opbouw van de spiermassa niet langer vervullen." "Ja", klinkt het, "maar niet door aan krachttraining te doen. We hebben cardio nodig, die de mitochondriale cyclus, de afbraak en biogenese van mitochondriën, stimuleert. Zo ontstaan er méér mitochondriën die ATP produceren. Eiwitsynthese kost namelijk veel ATP. We vergeten vaak dat goede mitochondriën helpen aan de ontwikkeling van de spiermassa." We hanteren ook een drempel voor kwetsbaarheid, nl. wanneer het maximale zuurstofverbruik lager ligt dan 18ml/kg/minuut. "Mettertijd ervaren zowel actieve als sedentaire mensen een progressieve afname van hun VO2max, maar de actieve groep kan zo'n tien jaar aan levenscomfort winnen." "Idealiter moedigen we de patiënten aan om zowel cardio- als krachtoefeningen te doen. Met aangepaste lichaamsbeweging en de juiste voeding kunnen we de fysieke capaciteiten terug opkrikken. Al is dat niet zo evident, want sarcopene mensen hebben te maken met anabole resistentie en zijn niet altijd even gemotiveerd." "Net zoals bij sporters is de snelheid waarmee de patiënt gewichten verplaatst tijdens de krachttrainingen erg belangrijk. We zijn vaak bang dat de oudere zich zal bezeren, maar als de beweging snel wordt uitgevoerd, worden de motorneuronen efficiënter aangesproken. Het komt erop neer dat er ook bij ouderen, zelfs zij met ernstige sarcopenie, een minimum aan trainingsintensiteit nodig is. Dit alles is pas zinvol als we de oefeningen ook combineren met de juiste voeding", besluit Marc Francaux.