...

Wel is voorzien in een overgangsregeling, maar die is beperkt tot sommige houders van een universitair diploma in de psychologie. Een wet van 8 november 1993 beschermt de titel van psycholoog. In beginsel is deze titel voorbehouden aan wie een universitair diploma in de psychologie bezit. Maar ook die wet voorziet in een overgangsregeling voor wie houder is van een diploma van psycholoog behaald in het hoger onderwijs buiten de universiteit. Op grond van deze overgangsregeling mocht een mevrouw die in 1984 een Franstalig niet-universitair diploma van assistent in de psychologie - specialisatie klinische psychologie - had behaald, de titel van psycholoog voeren. Om het beroep van klinisch psycholoog te mogen uitoefenen is, naast een diploma, ook een visum vereist. Op 13 november 2019 vroeg deze mevrouw een dergelijk visum aan. Op 28 april 2022 weigerde de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid dit visum af te leveren omdat de overgangsregeling waarin artikel 68/1 van de WUG voorziet, beperkt is tot de houders van een universitair diploma. Tegen deze weigering werd beroep ingesteld bij de Raad van State. Volgens haar advocaat schendt de overgangsregeling voor de uitoefening van het beroep van klinisch psycholoog het grondwettelijk niet-discriminatiebeginsel doordat zij is voorbehouden aan wie houder is van een universitair diploma in de psychologie met uitsluiting van andere personen die gemachtigd zijn de titel van psycholoog te dragen. Omdat de schending van de Grondwet werd ingeroepen, besliste de Raad van State de zaak voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof. Opmerkelijk is dat het Grondwettelijk Hof zich reeds viermaal heeft moeten buigen over de wettelijke regeling van de klinische psychologie: tweemaal in 2016 en telkens een keer in 2017 en 2018. Nu dus een vijfde keer. Dat zegt wel wat over de kwaliteit en de complexiteit van de WUG...