...

Het profiel van 'de praktijkassistent' werd al in 2007 uitgetekend, vertelt em. prof. dr. Jan De Maeseneer (UGent). Een praktijkassistent kan een huisarts en andere eerstelijnszorgverstrekkers helpen door de invulling van de onthaalfunctie, de uitvoering van administratieve taken en IT-ondersteuning. Daarnaast kunnen ze geprotocolleerde medische taken overnemen, zoals een eenvoudige bloedafname, afname van een ECG, of andere staalafname. "Dat gebeurt steeds onder supervisie van de eerstelijnszorgverstrekker, en een praktijkassistent is niet bevoegd om diagnostische of therapeutische handelingen te verrichten", verduidelijkt De Maeseneer. De invoering van het profiel werd toentertijd tegengehouden omdat men vreesde dat de praktijkassistent te veel op het terrein van de verpleegkundige en laborant zou komen; ook BVAS verzette zich tegen het laten uitvoeren van verpleegkundige of paramedische handelingen door praktijkassistenten. Vijftien jaar en een pandemie later zijn de geesten gerijpt, zegt prof. De Maeseneer. "De belasting van artsen tijdens de coronapandemie zou er heel anders hebben uitgezien als er praktijkassistenten hadden bestaan die eenvoudige testen konden afnemen." Volgens Nele De Clercq van ICHO (Interuniversitair Samenwerkingsverband HuisartsenOpleiding) bestaat er binnen de klankbordgroep met betrokken partijen uit de zorg een ruime consensus over de noodzaak van het profiel. "Er zijn nog een aantal bedenkingen rond de afgrenzing met bestaande beroepen, maar iedereen is het erover eens dat het verhaal klopt. We hebben ook al overleg gehad met Zorgambassadeur Candice De Windt. Zij ondersteunt dit verhaal volledig, net als haar voorgangster Lon Holtzer." De opleiding tot medisch praktijkassistent is uitgetekend als een HBO5 (hoger beroepsonderwijs) opleiding van in totaal drie semesters. Vier hogescholen hebben al interesse om de opleiding aan te bieden, wat realistisch gesproken vanaf het academiejaar 2024-2025 zou kunnen. Door de beperkte studieduur is de drempel naar de opleiding bewust laag gehouden, zegt De Maeseneer. "Er zijn veel schoolverlaters - vaak jonge vrouwen uit etnisch-culturele minderheden - die zeker de kwaliteiten hebben om in de zorg te werken, maar voor wie de stap naar een vierjarige bachelor te groot is. Een opleiding van anderhalf jaar is voor hen misschien wel haalbaar. En eenmaal ze in de zorg werken, kunnen ze met een brugprogramma instappen in een verdere opleiding." De opleiding is bedoeld als complementair, niet als competitief met bestaande opleidingen in de zorg. "Het is zeker niet de bedoeling dat we mensen weghalen uit de opleiding tot verpleegkundige, want dan creëren we een nieuw probleem in plaats van er een op te lossen." Wie vandaag al een deel van de taken van een praktijkassistent uitvoert, zou de kans krijgen om via de Elders Verworven Competenties-procedure het certificaat van praktijkassistent te verwerken. De voornaamste hinderpaal om met de opleiding te starten is dat de Wet betreffende de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG) aangepast moet worden. "Er dient een paragraaf ingevoegd te worden die dit beroep definieert", legt De Maeseneer uit. "We willen niet het risico lopen dat we mensen opleiden voor een beroep dat ze niet kunnen uitoefenen, zoals met de mondhygiënisten is gebeurd: daar kwamen mensen na een opleiding van drie jaar op het terrein zonder dat het wettelijk kader of de financiering voor hun beroep geregeld was. Ook voor de bruggen naar andere medische opleidingen is het belangrijk dat praktijkassistent als een zorgberoep erkend is." De nodige wetswijzigingen worden nog bestudeerd, maar volgens De Maeseneer staat het kabinet Volksgezondheid er positief tegenover. Als alles goed gaat, studeren de eerste praktijkassistenten hopelijk begin 2026 af. Dat zal geen dag te vroeg zijn, vindt prof. De Maeseneer. "Je moet in de gezondheidszorg, zeker in België, veel geduld hebben voor er iets verandert, maar dit heeft wel heel lang geduurd. We weten nochtans dat onze huisartsen dertig procent van hun tijd bezig zijn met taken waarvoor ze echt geen negen jaar academische vorming nodig hebben. Dus moeten we kijken of we die taken door iemand anders kunnen laten uitvoeren, zodat de arts meer met patiënten bezig kan zijn. Dat is wat artsen willen doen, en dat is wat hen gelukkig maakt." Een praktijkassistent kan daardoor voorkomen dat artsen afhaken, zegt De Maeseneer. "Als je een groot deel van je tijd bezig bent met dingen te doen waarvoor je overgekwalificeerd bent, dat is de rechte weg naar een burn-out. Een burn-out heeft immers minder te maken met het aantal uren dat je werkt dan met wat je in die uren doet. Als je minder tijd moet steken in technische, administratieve of elektronische procedures die eigenlijk allemaal randvoorwaarden zijn, hou je meer tijd over waarin je echt het verschil kan maken voor een patiënt."