...

De vraag wordt gesteld door professor Frédéric Cotton, hoofd van de afdeling medische chemie van het Laboratoire Hospitalier Universitaire de Bruxelles - Universitair Laboratorium Brussel (LHUB- ULB). "We hadden onze testcapaciteit kunnen vergroten in plaats van een gasfabriek te bouwen." Volgens professor Frédéric Cotton ging het Federaal Geneesmiddelenagentschap bij de uitwerking van een opsporingsstrategie haar boekje te buiten. Met name is dat "het verzekeren, vanaf hun ontwikkeling tot hun gebruik, van de kwaliteit, de veiligheid en de doeltreffendheid van geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik, met inbegrip van homeopathische geneesmiddelen en kruidengeneesmiddelen, magistrale en officinale bereidingen en van gezondheidsproducten waaronder medische hulpmiddelen en hulpstukken, en grondstoffen bestemd voor de bereiding en de productie van geneesmiddelen." "De missie van het agentschap had moeten stoppen bij het bevoorraden van de laboratoria. Het FAGG ging echter veel verder", betreurt professor Cotton. "Zelfs zo ver om een teststrategie te definiëren en structuren te creëren. Dit is de verantwoordelijkheid van Sciensano en de Commissie klinische biologie. Er was echter geen overleg tussen de verschillende structuren. We zouden de rol van testplatforms in de farmaceutische sector kunnen omschrijven als illegale uitoefening van laboratoriumgeneeskunde." Volgens professor Frédéric Cotton waren er bij het begin van de pandemie aanzienlijke communicatie- en concurrentieproblemen tussen het Geneesmiddelenagentschap en Sciensano. Inmiddels verloopt de samenwerking beter. Inventarisatie "Op 17 maart kregen de laboratoria een enquête van het FAGG over hun testcapaciteit. In werkelijkheid vroeg de dienst ons niet naar onze mening, maar nodigde die ons uit een vragenlijst in te vullen zonder te zeggen wat juist de bedoeling was. Het ging om een soort inventarisatie van onze mogelijkheden op het gebied van toestellen, reagentia... We moesten onze huidige productiecapaciteit en die voor meerdere weken aangeven. Destijds voerden we in België niet meer dan 1.500 tests uit per dag. We waren bang dat reagentia niet tijdig zouden worden geleverd omdat alle landen de firma's bevroegen. Het LHUB-ULB nam contact op met verscheidene leveranciers en we konden op elke vraag reageren. De stalen die we kregen werden continu geanalyseerd. Ik denk overigens dat dat het geval was in alle laboratoria met een aanzienlijke testcapaciteit. Als er een onderzoekscommissie voor deze kwestie zou komen, mag minister Philippe De Backer komen uitleggen waarom wij geen 7.000 tests per dag of 200.000 tests per maand hadden kunnen uitvoeren. Wat zou de impact zijn geweest van deze 200.000 tests op de populatie in woonzorgcentra of op het totale dodental?", dixit professor Cotton .Frédéric Cotton betreurt dat het FAGG medio maart concludeerde dat de testcapaciteit van de laboratoria klinische biologie onvoldoende was. "Het agentschap besloot daarom om een eigen testplatform op te zetten. En daar ligt de fout. Men had moeten terugkoppelen naar de Commissie klinische biologie om na te gaan hoeveel tests de laboratoria konden uitvoeren om te trachten samen een oplossing te vinden om 25.000 tests per dag uit te voeren. In plaats daarvan besloten de overheid en het UZ Leuven een samenwerking aan te gaan met bedrijven in de farmaceutische sector (Bigazelle, GSK, J&J en UCB, n.v.d.r.). We hebben onze hulp aangeboden, maar daar werd niet op ingegaan." De overheid leende PCR-apparatuur van onderzoeks-, diergeneeskundige en voedsellaboratoria om de laboratoria van het platform uit te rusten. "Dat is absurd", zegt Frédéric Cotton. "Als we de toestellen in laboratoria klinische biologie hadden geplaatst in plaats van in de farmaceutische sector, hadden ze dezelfde dag of de dag nadien operationeel kunnen zijn omdat de procedures, logistiek en IT er al waren. We hadden onze testcapaciteit meteen vergroot in plaats van een gascentrale te bouwen. De autoriteiten wilden een uitdaging aangaan terwijl de tijd drong. Dit is onbegrijpelijk. Het FAGG, geadviseerd door het UZ Leuven, onderschatte de complexiteit van die strategie."Volgens prof. Cotton is de reactietijd van het platform, naast het feit dat de resultaten van veel tests verloren zijn gegaan, gemiddeld twee en een halve dag tot zeven dagen. "Dit is te lang voor tracing. Wanneer een diagnose zeven dagen na het nemen van het staal binnenkomt, moet de test herhaald worden omdat de negatieve patiënt inmiddels mogelijk besmet is." Professor Cotton wijst ook op de specifieke kenmerken van laboratoria van academische ziekenhuizen en de klinische biologie. "In erkende laboratoria werken gespecialiseerde artsen en apothekers met tien tot twaalf jaar opleiding en ervaren en erkende technologen. Het FAGG en de farmaceutische bedrijven zeggen dat ze de protocollen heel strikt volgen, maar ze doen het in een heel homogene en gecontroleerde omgeving. Ze moeten nooit rekening houden met het onverwachte. Dat is het tegenovergestelde van wat wij doen in klinische laboratoria waar we stalen behandelen die soms in slechte omstandigheden worden afgenomen en stalen waarop niet altijd de naam van de arts of de geboortedatum van de patiënt staat. We hebben een monitoringsysteem en een reactiviteit die het platform niet heeft. Bovendien zijn onze medewerkers gewend om met virussen te werken in een adequate omgeving, wat niet noodzakelijk het geval is in farmaceutische laboratoria die een beroep moeten doen op vrijwilligers die bang zijn om met besmette stalen om te gaan. Dit alles heeft de opstart van het platform vertraagd."