...

Dat u als arts aan een beroepsgeheim gebonden bent, wordt zowel in de strafwet als in de deontologische regels voor artsen opgenomen. Begaat u een overtreding op het beroepsgeheim dan kunt u daarvoor strafrechtelijk en deontologisch worden gesanctioneerd. Bovendien riskeert u bij de overtreding een schadevergoeding te moeten betalen. Er bestaan echter een aantal gevallen waarin die sancties niet kunnen worden opgelegd. Wanneer is dat zoal het geval? Vooreerst is er geen sprake van een schending van het beroepsgeheim als u als drager van het beroepsgeheim wat men noemt 'een getuigenis in rechte' moet afleggen, wanneer u bijvoorbeeld een mondelinge of schriftelijke verklaring moet afleggen bij de onderzoeksrechter of de vonnisrechter. Dat kan het geval zijn als uw patiënt een verkeersmisdrijf beging en de rechtbank uw standpunt wenst over zijn of haar geestestoestand. U kunt zich echter niet op deze uitzondering beroepen als u spontaan een getuigenverklaring wil afleggen, noch als het gaat om een verklaring tegenover een politieambtenaar, een parketmagistraat of een gerechtsdeskundige. In die gevallen primeert de geheimhoudingsplicht. Als u opgeroepen wordt om voor een parlementaire onderzoekscommissie een getuigenis af te leggen, is er daarentegen geen sprake van een schending van het beroepsgeheim. Dat geldt zowel voor het federale appartement als om een parlement van een gewest of gemeenschap. U kunt als u wordt opgeroepen om in rechte te getuigen echter niet verplicht worden om geheime informatie prijs te geven. U hebt dus een zwijgrecht waarbij u zelf in principe kunt beslissen of u de informatie waarnaar gevraagd wordt prijs geeft of niet. Aan die vrijheid is wel een grens. U mag het beroepsgeheim nu eenmaal niet afwenden van zijn doel en mag het niet misbruiken om te blijven zwijgen. Hebt u daarentegen al eens een verklaring afgelegd dan kunt u bij de volgende getuigenis nog altijd beslissen om alsnog te zwijgen. Deontologisch wordt wel een grens gesteld aan uw zwijgrecht. Zo zegt art. 28 van de code van medische deontologie dat de arts die in rechte getuigt enkel in het belang van zijn patiënt een zwijgrecht kan inroepen. Hebt u als arts door de uitoefening van uw beroep kennis van bepaalde misdrijven die worden gepleegd op een minderjarige of een kwetsbare persoon dan mag u onder bepaalde voorwaarden dat misdrijf ter kennis brengen van de Procureur des Konings. Er moet dan wel een ernstig en dreigend gevaar bestaan voor de psychische en/of fysieke integriteit van het slachtoffer. Het beroepsgeheim mag ook doorbroken worden als er aanwijzingen zijn dat er een gewichtig en reëel gevaar bestaat dat andere minderjarige of kwetsbare personen het slachtoffer zouden kunnen worden van de genoemde misdrijven. Er is wel vereist dat u als drager van het beroepsgeheim deze integriteit niet zelf of met hulp van anderen kunt beschermen. Dit alles staat ook vermeld in art. 29 van de code. Die bepaling voorziet dat de arts die vermoedt dat een kwetsbaar persoon in een ernstig en dreigend gevaar verkeert of dat er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar dat andere kwetsbare personen het slachtoffer kunnen worden van mishandeling of verwaarlozing, op grond van zijn wettelijke hulpverleningsplicht, de procureur des Konings kan inlichten wanneer hij zelf of met hulp van anderen de fysieke of psychische integriteit van die personen niet kan beschermen. U mag geheimen die door het beroepsgeheim gedekt zijn ook prijsgeven om uzelf in rechte te verdedigen. Denk bijvoorbeeld aan het geval dat u strafrechtelijk vervolgd wordt of aansprakelijk wordt gesteld omwille van de behandeling van een patiënt. U dient er wel rekening mee te houden dat de bekendmaking beperkt moet worden tot de voor uw verdediging noodzakelijke en relevante informatie. U kunt dus vertrouwelijke gegevens slechts bekend maken voor zover dat echt nodig is voor uw verdediging. Dat betekent dan ook dat u een medisch dossier van een patiënt bijvoorbeeld kunt gebruiken als dat noodzakelijk is om u vrij te pleiten.Wordt u als arts tuchtrechtelijk vervolgd dan bent u eraan gehouden de waarheid te vertellen. In dat geval mag u zich niet zomaar beroepen op uw beroepsgeheim of zwijgplicht. Weet trouwens dat de leden van de tuchtrechtelijke overheden in beginsel gehouden zijn tot het beroepsgeheim. Toch betekent dit niet dat u zomaar verplicht kunt worden om u zelf te beschuldigen. Wordt u met een tuchtdossier geconfronteerd dan is het van belang te overleggen, met een advocaat bijvoorbeeld, over welke informatie u juist zal prijsgeven. Weet tenslotte dat er nog enkele andere gevallen zijn waarin u onder bepaalde voorwaarden uw beroepsgeheim mag prijsgeven. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij het verstrekken van informatie aan het Riziv, de aangifte van besmettelijke ziekten en zo meer.