...

De Vlaamse 'zorgtoeslag voor kinderen met een specifieke ondersteuningsnood' vervangt sinds 2019 de federale verhoogde kinderbijslag. Ouders dienen een aanvraag in via de uitbetaler van het Groeipakket (de vroegere kinderbijslag). Bij de aanvraag hoort een psychosociaal inlichtingenformulier (in te vullen door de ouders), en een medisch inlichtingenformulier (in te vullen door de GMD-houdend arts of door de behandelend arts). Een door Opgroeien erkende arts beoordeelt vervolgens de aanvraag. Op het Sinterklaassymposium kwamen Kristel Boelaert en Annaël Duyck-Leman toelichten hoe deze procedure verloopt, en waarop artsen dienen te letten bij het invullen van het medische inlichtingenformulier. Het medische inlichtingenformulier is te vinden bij de eForms in het elektronisch medisch dossier, onder de naam 'Evaluatie ondersteuningsnood opgroeien'. Een handleiding voor het invullen is te vinden op de website van Kind en Gezin. Artsen die geen toegang hebben tot eHealth, kunnen het medisch inlichtingenformulier downloaden, in vullen en aan de aanvrager bezorgen, die het dan via het portaal mijn.kindengezin.be moet uploaden. In een eerste stap controleert het team Zorgtoelage-Evaluatie of de aanvraag volledig is, en vraagt indien nodig extra inlichtingen op. Daarna beoordeelt een evaluerend arts de impact van de beperking of aandoening op het functioneren van het kind en op de gezinssituatie. De adviserend arts gebruikt daarvoor een medisch-sociale schaal die bestaat uit drie pijlers en een aantal vaste criteria. Het resultaat van de beoordeling is een score van maximaal 36 punten. Hoe hoger de score, hoe hoger het bedrag van de toeslag. De eerste pijler gaat over de lichamelijke en geestelijke gevolgen van de aandoening of beperking. De arts beoordeelt het ongeschiktheidspercentage aan de hand van de officiële Belgische schaal ter bepaling van de graad van invaliditeit (OBSI) - vertaald in leeftijdsgebonden fiches - en de lijst van pediatrische aandoeningen (bijlage 2 KB 28/03/2008). Voor een correcte beoordeling is het belangrijk dat bij het formulier zo veel mogelijk gegevens bezorgd worden, zoals testresultaten en verslagen van specialisten. Het ongeschiktheidspercentage wordt omgezet in een puntenscore van 0 tot 6. De tweede pijler beoordeelt de gevolgen van de aandoening of beperking voor het dagelijkse leven van het kind. Vier deelaspecten komen aan bod. Voor het aspect 'Leren, opleiden en sociale integratie' is informatie over het onderwijstype en zorgaanbod op school essentieel. Het aspect 'Communicatie' beoordeelt de kwaliteit van spraak en (bij oudere kinderen) lezen en schrijven in functie van de leeftijd. Ook de kwaliteit van sociale relaties met leeftijdsgenoten speelt hier een rol. Het aspect 'Mobiliteit en verplaatsing' gaat niet alleen over motoriek, maar ook of een kind zich zelfstandig kan verplaatsen, kan participeren aan vrijetijdsactiviteiten... Onder 'Zelfverzorging' vallen zaken als wassen, aankleden, kleden, eten, toiletbezoek... De derde pijler is de familiale belasting. Omdat een kind met extra zorgnood een grote impact heeft op het gezin, tellen de punten in deze pijler dubbel. Het gaat dan bijvoorbeeld over medicatietoedoening thuis, aangepaste diëten, verplaatsingen voor medische behandelingen en toezicht, extra ondersteuning van het leerproces door ouders, tot ouders die minder of niet meer kunnen werken... Voor de aanvraag is het belangrijk deze informatie zo veel mogelijk te objectiveren, stelden de sprekers. Bijvoorbeeld voor medicatie kunnen het aantal en de wijze van toedienen een verschil maken.