...

De transgenderzwemster Lia Thomas, die geboren werd als Will Thomas, blonk recentelijk uit op universitaire sportmeetings voor vrouwen. Naar aanleiding daarvan besloot de Fédération internationale de natation (FINA) een 'open categorie' op te zetten voor transgenderatleten, en waarschijnlijk ook voor hyperandrogene en interseksuele sportsters. Andere federaties volgden prompt het voorbeeld van de FINA, omdat mededingsters die als vrouw geboren worden zo goed als geen kans meer maken als ze zich moeten meten met sportsters die een mannelijke puberteit doormaakten. Vóór de zaak-Thomas had Caster Semenya, een loopster op de middellange afstand, al veel inkt doen vloeien. Op het wereldkampioenschap in 2009 in Berlijn liet Semenya, die hyperandrogenisme heeft, haar concurrenten ver achter zich. De internationale atletiekfederatie (IAAF) besliste atleten met een testosterongehalte dat niet lager is dan 5 nmol/l uit te sluiten van wedstrijden tussen 400 m en een mijl. Het Internationaal Olympisch Comité (IOC) beveelt internationale federaties aan alleen vrouwen toe te laten met een bloed-testosteronwaarde die niet hoger is dan 10 nmol/l. Het gaat niet om een verplichting. De situatie van Semenya en Thomas is slechts het topje van de ijsberg. Men kan gerust stellen dat het probleem zo oud is als de sportcompetitie, althans in het moderne tijdperk. In de jaren 1930 dacht men dat sportbeoefening bij vrouwen virilisatie veroorzaakt. Daarom verbaasde niemand zich erover dat veel topsportsters een mannelijke morfologie hadden en de ene trofee na de andere wegkaapten, met prestaties waaraan sportsters met een meer vrouwelijk uiterlijk niet konden tippen. Maar weldra zou een eerste 'genderkwestie' geschiedenis schrijven. Dr. Jean-Pierre de Mondenard is een Franse sportarts die verantwoordelijk was voor de dopingcontrole tijdens de Tour de France 1973 tot 1975 en talrijke overzichtsartikels op zijn naam schreef. Hij vertelt het hele verhaal op zijn blog (dopagedemondenard.com): "De Amerikaanse Helen Stephens won op de Olympische Spelen in Berlijn in 1936 de 100 m bij de vrouwen, vóór de Poolse favoriete Stella Walasiewicz. De Polen beschuldigden Stephens ervan dat ze een vermomde man was. Ze werd verplicht zich 'de visu' te laten onderzoeken. Na een nauwkeurig onderzoek van haar anatomie concludeerde men unaniem dat ze wel degelijk een vrouw was." Maar het verhaal kreeg nog een staartje. Tijdens een overval op een supermarkt in Cleveland in 1980 werd Stella Walasiewicz gedood door een verloren kogel. Wat bleek uit de autopsie? Jean-Pierre de Mondenard noemt het een ware 'man-vrouw-mozaïek', met mannelijke geslachtsorganen. Er zijn zelfs gevallen bekend waarbij personen die ontegenzeglijk man waren, aan vrouwencompetities deelnamen. Tijdens het Europese atletiekkampioenschap in 1946 haalden twee Fransen medailles in loopwedstrijden bij vrouwen. De ene won de 100 m, de andere de 200 m en de 4 x 100 m. Toen men hen achteraf vroeg hun vrouwelijke identiteit te bewijzen om twijfels weg te werken, trokken ze zich uit de sportcompetitie terug. "Ze trouwden en werden allebei vader van een veelkoppig kroost", geeft dr. de Mondenard aan. Hij geeft ook het voorbeeld van Dora Ratjen, een Duitser die zich als meisje vermomd had en deelnam aan het verspringen op de Olympische Spelen in Berlijn in 1936, maar een medaille zat er niet in. Dora werd daarna Hermann, de man die ze altijd geweest was, en vond een baan als barman. Men kan hiervan nog veel voorbeelden geven, zoals dat van de Oostenrijkse Erik Schinegger die in 1966 in Portillo (Chili) op het wereldkampioenschap skiën de afdaling won bij de vrouwen. Schinegger had cryptorchidie en dacht dat hij een vrouw was. Dat dachten ook zijn ouders, die hem Erika hadden genoemd. In 1967 bracht een medisch onderzoek zijn mannelijke identiteit aan het licht. De atleet liet zich opereren, trouwde en werd vader van een meisje. In 1988 gaf hij zijn medaille aan de Franse skiester Marielle Goitschel, die in de bewuste wedstrijd tweede werd. Nog in 1967 stond 60% van de wereldrecords atletiek bij vrouwen op naam van interseksuele, hyperandrogene of transgendersportsters, zo blijkt uit de gegevens van dr. de Mondenard. Sinds de jaren '60 probeert het IOC verschillende tests in te zetten om de vrouwelijke sekse aan te tonen en op die manier fraude of deloyale concurrentie in de vrouwensport tegen te gaan. In 1966 wordt een systematische gendercontrole ingesteld, waarbij de atleten naakt moeten verschijnen voor een 'jury' van vrouwelijke artsen. De test is niet alleen vernederend, maar heeft ook geen enkele wetenschappelijke onderbouwing. Vanaf 1968 moet deze praktijk wijken voor andere maatregelen. Op een uitstrijkje van de mondmucosa zoekt men het lichaampje van Barr, dat aanwezig is in alle cellen met twee X-chromosomen. De test blijkt echter weinig betrouwbaar. Bij het syndroom van Klinefelter, bijvoorbeeld, is het lichaampje van Barr in de cellen aanwezig, hoewel de betrokken personen een mannelijk fenotype hebben. Daarna komt de detectie van het SRY-gen in beeld. Dat gen bevindt zich op het Y-chromosoom en staat in voor het vormen van testikels tijdens het intra-uteriene leven. Maar ook deze test levert niet het verwachte resultaat op. In 1996 gooit het IOC de handdoek in de ring en legt de verantwoordelijk om alleen 'echte vrouwen' in de vrouwencompetitie toe te laten, bij de nationale federaties. "De keuze aan de federaties laten, kwam erop neer dat men de deur openzette voor georganiseerd bedrog", denkt dr. de Mondenard. "Hoe rationeel is het hen de controle te laten uitoefenen, terwijl ze alleen maar beogen zoveel mogelijk hun eigen atleten op het podium te zien staan?" Het kernprobleem bij interseksualiteit en transgenderisme in de vrouwensport heeft te maken met de complexe - want slecht omschreven - situaties gerelateerd aan het feit dat de sekse van een persoon door verschillende componenten wordt bepaald: een genetische (XX versus XY), een hormonale (testosteron- en oestrogeenwaarden) en een fenotypische (morfologische, fysiologische en gedragsmatige verschillen tussen mannen en vrouwen). "Het gender van een persoon en de verschillende aspecten van zijn sekse zijn doorgaans gecorreleerd, maar er kunnen discordanties optreden", zegt Jacques Balthazart, professor emeritus van de universiteit van Luik, waar hij het laboratorium voor gedragsbiologie leidde. Zo kan de gonadale of hormonale sekse verschillen van de genetische sekse, omdat een variant van de seksuele ontwikkeling optreedt. Dat leidt tot verwarring, zoals blijkt uit de impasse waarin de vrouwelijkheidstests van de sportfederaties terechtgekomen zijn. In deze wirwar van gegevens treedt de testosteronwaarde naar voren als de meest betekenisvolle merker om te beslissen of iemand al dan niet tot de vrouwencompetitie mag toetreden.Algemeen wordt aangenomen dat testosteron en de synthetische derivaten daarvan door sporters gegeerd worden om verschillende redenen: deze middelen zijn 'een groeimiddel voor spieren', stimuleren de erytropoëse - en dus het zuurstoftransport - en werken in op de geestesgesteldheid, waardoor de persoon strijdvaardiger en wilskrachtiger wordt, en bereid is harder te trainen. Testosteron werkt dus niet in op één component, maar op een geheel van factoren. "Het is alsof je een krachtiger motor krijgt", aldus dr. de Mondenard. "Het is zinloos dat te willen ontkennen", vult prof. Balthazart aan. Hij legt uit dat sommige landen gretig uitkijken naar transgenders en hyperandrogene/interseksuele personen om ze laten doorstromen naar de vrouwensport en zoveel mogelijk titels binnen te halen. "De vrouwensport raakt daardoor ernstig bezoedeld", benadrukt hij. Overigens bestaat het risico dat vrouwen die niet hyperandrogeen, interseksueel of transgender zijn, alleen maar sterker in de verleiding komen om doping te gebruiken en hun toevlucht te nemen tot artificiële niet-doseerbare moleculen - exogene testosteron kan immers gedetecteerd worden met een isotopische test die beschikbaar is sinds 1999. "Florence Griffith-Joyner verpulverde het wereldrecord op de 100 m voor vrouwen met een tijd van 10''49 omdat ze anabole steroïden nam", weet Jean-Pierre de Mondenard. "Dat record, dat dateert van 16 juli 1988, staat er nog steeds. De records van Stella Walasiewicz bleven lang ongeëvenaard omdat ze mannelijke geslachtsorganen had. Dat bewijst dat haar tegenstrevers niet met gelijke wapens streden. Haar record op de 60 m gold van 1933 tot 1960. Dat op de 200 m van 1932 tot 1953. En dat op de 100 m van 1932 tot 1948." Dr. de Mondenard voegt eraan toe dat men sportprestaties veel sterker kan opdrijven door virilisatie van vrouwen dan door hypervirilisatie van mannen. Dat blijkt uit het voorbeeld van de systematische doping die in de jaren 1970 en 1980 werd toegepast bij Oost-Duitse atleten met behulp van Oral-Turinabol®, en zowel mannen als vrouwen betrof. Ook als interseksuele/hyperandrogene atleten of transgenderatleten een hormonale behandeling nemen om hun testosteronwaarde drastisch te laten dalen, halen ze nog altijd voordeel uit wat sommigen het Obelix-effect noemen, naar de beroemde Galliër uit het stripverhaal. Obelix was als jong kind in de ketel van druïde Panoramix gevallen en dronk zo van een toverdrank die hem onoverwinnelijk maakte. De vergelijking verwijst naar het feit dat de 'fysiologische voorgeschiedenis' waarbij atletes het effect van testosteron ondergingen, niet kan worden uitgewist. Na de puberteit behouden ze bij sportbeoefening voordelen die 'klassieke' vrouwen moeten missen. Wat zijn die voordelen? Lia Thomas is een sprekend voorbeeld. De Amerikaanse transgenderzwemster is bevoordeeld op drie niveaus: antropometrie, lichaamssamenstelling en cardiovasculair stelsel. Ze heeft meer spierkracht, vooral in de bovenste ledematen. "Gezegd moet dat bij crawlzwemmers 70% van de stuwkracht uitgaat van de armen, en slechts 30% van de benen", kadert dr. de Mondenard op zijn blog. Een andere troef is dat Lia's armen, en meer bepaald de voorarmen, langer zijn, waardoor ze over een krachtiger hefboom beschikt. Derde voordeel: een lager vetgehalte in het lichaam, dat varieert tussen 10 en 14% van het lichaamsgewicht bij de zwemmers, en tussen 14 en 18% bij de zwemsters. Het verschil is alleen relevant bij sprintraces. Op langere afstanden drijft iemand met een hoger vetgehalte beter en zwemt meer aan het oppervlak, waardoor de hydrodynamische wrijving afneemt en de prestatie ten goede komt. Lia Thomas heeft dan ook nog eens weinig ontwikkelde borsten, wat haar een extra hydrodynamisch voordeel biedt. Het hart van personen die een mannelijke puberteit hebben doorgemaakt, is groter dan dat van vrouwen. "Het volume van een vrouwelijk hart is 25% lager dan dat van de mannen. Ook het maximale hartdebiet verschilt (25,5 l/min versus 35 l/min). Bij de vrouw bedraagt de capaciteit van het hart om zuurstof te transporteren slechts 80% van wat men bij de man meet", becijfert Jean-Pierre de Mondenard. Dat terwijl één van de belangrijkste componenten van de VO2 max ligt bij de capaciteit van het cardiovasculair stelsel om de spieren van zuurstof te voorzien. De hogere capaciteit om zuurstof te transporteren weerspiegelt zich bij de man ook in het hogere hemoglobinegehalte. Als men de tijden die Lia Thomas zwemt, vergelijkt met wat men mat toen ze nog Will heette, lijkt het erop dat ze hogere testosteronwaarden heeft dan personen die als vrouw geboren zijn ondanks de hormoonbehandeling die ze kreeg voor haar transitie. "Om nog maar te zwijgen van het hoge aantal testosteronreceptoren", onderstreept dr. de Mondenard. Op de 200 m vrije slag bedraagt het verschil tussen de wereldrecords bij mannen en vrouwen 10,76%. Op de 400 m is dat 7,44%. Op ongeveer gelijke afstanden, namelijk de 200 en de 500 yards, is het verschil tussen Will en Lia duidelijk kleiner, respectievelijk 2,6% en 5,76%. Een niet te miskennen aanwijzing.