...

We zien dat de diagnose van MS steeds vroeger gesteld kan worden, gaat dr. Willekens van start. Dat is erg belangrijk: als de behandeling vroegtijdig opgestart wordt, kunnen mensen langer aan het werk blijven.2 De meeste tijdswinst kunnen we nog boeken door de ziekte MS meer bekend te maken bij de algemene bevolking en alle artsen.3 Wanneer de diagnose gesteld wordt, bestaat de ziekte immers vaak subklinisch al enkele maanden/jaren. Dat leiden we af uit opvolging van mensen met het zogenaamd radiologisch geïsoleerd syndroom, waarbij toevallig letsels ontdekt worden op een MRI hersenen die suggestief zijn voor MS.4 Ook zien we dat patiënten vaak al heel wat klachten hadden in de jaren voor hun diagnose, het zogenaamde MS prodroom.5 Gemiddeld genomen volgen huisartsen slechts een beperkt aantal patiënten met MS in hun praktijk, dus het is evident dat voor hen het herkennen van vroege symptomen niet zo gemakkelijk is. Symptomen kunnen zeer subtiel zijn en na een paar dagen of weken weer verdwenen zijn, zodat mensen er zelf ook geen melding van maken bij een arts. Een beter begrip van de prodromale fase zal mogelijk toelaten om patiënten sneller te kunnen doorverwijzen naar de neuroloog voor verder onderzoek. Voor een recente review over MS verwijst dr. Willekens graag naar een artikel in de European Journal of Neurology, dat open access beschikbaar is.6 Voor de behandeling van MS bestaan er internationale aanbevelingen en richtlijnen van verschillende neurologische verenigingen (EAN-ECTRIMS en AAN). Bij actieve relapsing MS is de aanbeveling om een ziekteremmende behandeling te starten. Real world data suggereren dat vroeg opstarten van krachtige behandelingen, opbouw van handicap kunnen vertragen en de secundaire progressieve fase kunnen uitstellen. Een nieuwe klinische studie, DELIVER-MS, zal onderzoeken of een escalatie-aanpak dan wel een vroege krachtige aanpak van MS een verschil geeft in de ontwikkeling van hersenatrofie, een MRI parameter die correleert met handicap op lange termijn.7 Onder de meer krachtige therapieën in deze studie rekent men de monoklonale antistoffen natalizumab, alemtuzumab en ocrelizumab. In feite gaat het om een preventieve aanpak, ter onderdrukking en voorkoming van nieuwe ontstekingen en neurodegeneratie. Eens de progressieve fase begonnen is, en er geen actieve ziekte of opstoten meer zijn, dan lopen de behandelingsmogelijkheden erg terug. De huidige medicijnen grijpen daar maar beperkt of niet op in. Enkel voor een beperkte groep van patiënten met primaire progressieve MS kunnen we nu een behandeling starten met ocrelizumab. Ook voor patiënten met secundaire progressieve MS, die wel nog steeds ziekteactiviteit vertonen, zullen we binnenkort over een behandeling beschikken. Met name siponimod, een S1P-receptormodulator, kreeg onlangs een goedkeuring van de Europese regelgevende autoriteiten. Maar er bestaat dus absoluut nog een nood aan nieuwe behandelingen, die op andere ziektemechanismen inwerken, om progressie te remmen. Er staan momenteel een aantal fase 3-studies in de steigers met de Bruton's tyrosine kinase (BTK) inhibitoren, die we reeds kennen vanuit het veld van de hematologie. Deze werken in op de signaalroute van de B-celreceptor en myeloïde cellen. De studies zullen de werkzaamheid evalueren bij zowel patiënten met relapsing als progressieve MS. Dr. Willekens wijst verder ook nog op een unieke studie die zal opstarten met ocrelizumab bij patiënten met meer gevorderde MS. Het primaire eindpunt is hier de handfunctie, waardoor ook rolstoelgebonden patiënten kunnen deelnemen. Ook loopt er heel wat onderzoek naar mogelijkheden om myeline en zenuwweefsel te herstellen. De meeste van deze onderzoeken bevinden zich nog in een preklinische fase, maar er zijn ook al enkele klinische studies aan de gang. Verder lopen er op internationaal vlak ook studies, zoals RAM-MS, die autologe hematopoïetische stamceltransplantatie vergelijken met de zeer krachtige beschikbare behandelingen. Ook in België loopt er heel wat onderzoek, mede dankzij onder andere het FWO, de Charcot stichting en Europese financiering, die fundamenteel maar ook klinisch onderzoek naar MS ondersteunen. Ook de Universiteit en het UZ Antwerpen werden reeds gesteund door deze instanties, voor hun momenteel lopende fase I-onderzoek naar celtherapie met dendritische cellen. "Recent werd hier de behandeling van onze tweede groep patiënten in de fase I-studie succesvol afgerond en we hopen te kunnen starten met screening van patiënten voor de derde groep vanaf juni", zegt dr. Willekens. Naast medicamenteuze aanpak is het ook erg belangrijk om symptomen van MS op te volgen en te behandelen. MS heeft heel wat gevolgen op fysiek, psychisch maar ook sociaal vlak. Om de patiënt de beste zorgen te geven wordt hij/zij daarom idealiter omringd door een multidisciplinair team bestaande uit de neuroloog, MS-verpleegkundige, sociaal assistent, (neuro)psycholoog, kinesisten, ergotherapeut en revalidatiearts. Men vormt als het ware MS care units, naar analogie met de stroke units in de ziekenhuizen.8 MS is erg heterogeen in presentatie en evolutie. Maar ook hoe mensen er mee omgaan is erg verschillend. De patiënten moeten een groot deel van de tijd op zelfmanagement van hun ziekte kunnen terugvallen, met ondersteuning van op afstand en dichtbij in functie van de noden. Er voor zorgen dat MS-patiënten goed begeleid worden en informatie krijgen via de MS care unit, maar anderzijds ervaringen kunnen delen, bijvoorbeeld via lotgenotencontact, MS liga en sociale media is erg belangrijk. Daarom is het thema van de werelddag MS 2020 dan ook 'Connections': connectie met zichzelf, de gemeenschap en kwalitatieve zorg worden gepromoot.9 Fysiek is MS in zekere zin een ziekte van 'connecties', waarbij verbindingen tussen bepaalde gebieden in de hersenen verloren gaan. Men gebruikt ook wel de term connectoom voor het geheel van die hersenverbindingen. Je kan stellen dat op MS werelddag het deze keer het intermenselijk connectoom is dat centraal staat, sluit dr. Willekens af.