...

Ik lees met belangstelling de bijdrage van collega Rodolphe Liagre in Artsenkrant van 17 januari 2020, blz. 37. Hij legt de nadruk op het verschil tussen een raadsarts van een verzekeringsmaatschappij, die hij kortweg verzekeringsarts noemt, en een raadsarts van een ziekenfonds of het Riziv, die hij dan liever adviserend arts noemt.Dat de opdracht van beiden zowel gelijkenissen als verschillen vertoont, daarmee kan ik instemmen. Toch zijn er enkele zaken die naar mijn gevoel beter worden rechtgezet.Zo schrijft collega Liagre: "Een verzekeringsarts werkt voor een commerciële instelling. Per definitie dient hij/zij geld te recupereren. Daarvoor wordt hij/zij goed betaald." De eerste zin is manifest correct. De tweede zin lijkt mij betwijfelbaar: een raadsarts van een verzekeringsmaatschappij moet natuurlijk ook de commerciële belangen van zijn opdrachtgever behartigen, maar zonder meer geld recupereren is daarbij niet noodzakelijk de beste werkwijze. Indien de te onderzoeken persoon een procedure instelt, is dat ook voor een verzekeringsmaatschappij niet zomaar interessant: advocaten worden meestal - helaas! - beter betaald dan dokters, en de betrokken patiënten of slachtoffers, zoals men ze wil noemen, beschikken vaak over een rechtsbijstandsverzekering. Een correcte inschatting die geen procedure meebrengt is objectief te verkiezen boven een inschatting die het slachtoffer ertoe brengt een procedure in te leiden. Toegegeven, niet alle verzekeringsmaatschappijen en zeker niet alle dossierbeheerders daarbinnen zijn zich daarvan behoorlijk bewust.De derde zin is onzin. Een verzekeringsarts wordt echt niet goed betaald, op hem rust een druk om eerder snel te werken en vaak ook om de inschattingen a minima te houden. Dit meldde ik reeds aan Artsenkrant, die mij in een artikel citeerde - hetgeen mij tegenover de rechtbank die mij had aangesteld een verzoek tot wraking opleverde, die de rechter gelukkig (voor mij, en voor vele rechtszoekenden) van tafel heeft geveegd.Een tweede onjuistheid is dat een verzekeringsarts zijn bevindingen eindigt met een cijfer gebaseerd op de Officiële Belgische Schaal voor Invaliditeit. Deze schaal is ten hoogste een mogelijke bron van inspiratie, maar er moet ook rekening gehouden worden met de concrete situatie van een slachtoffer: opleiding, arbeidservaring, leeftijd en mogelijkheden tot aanpassing,... Daarenboven moeten tegenwoordig niet zomaar invaliditeiten worden vastgesteld, doch afzonderlijk persoonlijke, huishoudelijke en economische ongeschiktheid - rekening houdend met alle elementen. En die drie aspecten dan nog zowel tijdelijk - meestal in een degressieve tabel - als blijvend bij consolidatie. En dan mogen we de esthetische schade, de bijzondere pijnervaringen, de eventuele genoegenschade en/of seksuele schade niet vergeten, en al evenmin het voorbehoud naar de toekomst bij mogelijke verergering van de gevolgen van een ongeval.Nog twee punten waarover ik het eens mee ben met collega Liagre: men zal niet gemakkelijk verzekeringsartsen bij adviserend artsen vinden. De mentale ingesteldheid van beiden is inderdaad verschillend, en dat is eerder een persoonlijkheidskenmerk.Belangrijk vind ik ook het idee dat het beroep van adviserend arts voldoende klinische ervaring en mensenkennis vereist - en dat geldt overigens ook voor alle expertise-artsen wat ook hun concrete werkzaamheid weze. Een goed expert, eender voor wie hij optreedt, moet een behoorlijke achtergrond hebben van wat men in het Frans noemt ' l'art de guérir'.