In 1983 zag het eerste Vlaamse biotechbedrijf het levenslicht. Vier decennia later is Vlaanderen een wereldspeler in 'life sciences'. Dat dankt het aan een samengaan van factoren: hoogstaande gezondheidszorg, excellent wetenschappelijk onderzoek, gedurfd ondernemerschap, risicovolle financiering en een ondersteunende overheid.
...
Het lijvige boek 'Biotech in Vlaanderen' beschrijft veertig jaar biotechnologie in Vlaanderen. De drie auteurs vormen de drijvende krachten achter het Vlaams Instituut Biotechnologie (VIB) en achter Flanders.bio. Ze maakten het allemaal van binnenuit mee. Jo Bury richtte het VIB op en leidde het, Johan Cardoen is nu adviseur en ondernemer in 'life sciences' en apotheker Dirk Reyn zit Flanders.bio voor. Gebaseerd op interviews, publieke documenten en rapporten beschrijft dit boek in 395 pagina's vier decennia geschiedenis. Achter de schermen namen twee (voormalige) Artsenkrant-medewerkers, Peter Raeymaekers en Geerdt Magiels, het redactiewerk voor hun rekening. De auteurs zoomen vooral in op mensen, overheden en bedrijven. Aparte hoofdstukken zijn gewijd aan de basis van wat biotechnologie is, namelijk de cel. Tussen 1950 en 2000 nam de kennis ervan exponentieel toe. Maar uiteraard ontstaat een hele sector niet zomaar uit het niets. De Vlaamse biotech is schatplichtig aan 19de en 20ste eeuwse Belgische en Vlaamse onderzoekers. Lang voor 1983 realiseerden ze al heel wat nieuwe ontwikkelingen. Dit boek start dus wel in 1953, maar staat ook stil bij de wortels. Zo focust men op het werk van bekende wetenschappers als Jules Bordet, Jean Brachet, Christian de Duve, Piet De Somer, Paul Janssen... Uiteraard komen ook de belangrijkste grondleggers van de Vlaamse biotech aan bod: Walter Fiers, Jeff Schell, Marc Van Montagu, Désiré Collen, Herman Van den Berghe... Een unieke kruisbestuiving deed Vlaanderen uitgroeien tot een wereldspeler op het vlak van 'life sciences' met een voor Europa uniek academisch en industrieel netwerk. Deze innovatieve Vlaamse cluster steunt onder meer op onderzoekscentra zoals het VIB en imec maar evengoed op de belangrijke Belgische vestigingen van biofarmaceutische topbedrijven als JNJ, Pfizer of GSK... Zo groeide ons land uit tot een broedplaats voor de ontwikkeling en productie van vaccins en geneesmiddelen. Cruciaal is wellicht ook de veranderde rol van de universiteiten. Van ivoren torens evolueerden ze naar centra die met beide voeten in de samenleving staan. De laatste decennia maakt vooral het 'triple helix'-model voor innovatie opgeld. In dit model werken universiteit, bedrijfswereld en overheid samen om innovatie in een kenniseconomie te stimuleren en te sturen. Dit leidt voortdurend tot dynamische interacties. Prototype van de 'triple helix' is Stanford University. Eind jaren 1970, begin jaren 1980 rijpt het (internationale) klimaat waarin de Vlaamse biotechnologische bedrijven tot stand komen. Plant Genetic Systems (PGS), Biogent en Innogenetics bijten de spits af. Vooral de erfenis van PGS en Innogenetics liggen tussen 1980 en 1990 aan de basis van het ecosysteem. Een andere mijlpaal is de oprichting van het VIB in 1995. Het instituut verwerft zich stilaan een vooraanstaande plaats binnen de (inter)nationale onderzoeksgemeenschap en geeft mee vorm aan het Vlaamse ecosysteem. Een apart hoofdstuk belicht de financiering. Uiteraard vergt het omzetten van innovaties in marktrijpe producten kapitaal en andere financiële middelen. Ook geld vormt een belangrijke pijler van het systeem. Centen in de brede zin van het woord want het gaat ook over octrooien, de keuze tussen licenties of de opstart van spin-offs en over de rol van de Vlaamse overheid. Onder meer via het Vlaams Agentschap Innoveren & Ondernemen steekt ze een stevig handje toe. In die tweede helft van de jaren 1990 zijn alle succesfactoren aanwezig. PGS en Innogenetics groeien als kool, de klassieke Belgische farma wil samenwerken met de Vlaamse biotech en de Vlaamse overheid pompt substantieel meer geld in onderzoek. Een ware 'biotech-golf' volgt met nieuwe bedrijven zoals Devgen, Tibotec en Virco, Biocartis, Multiplicom, Galapagos, TromboGenics, Aelin Therapeutics enz. De auteurs staan ook stil bij 'het onzichtbare netwerk', zijnde het innovatieve klimaat waarin ondergronds en bovengronds kennis en initiatieven van onderzoekers en ondernemers elkaar inspireren, aanmoedigen en faciliteren. Onder meer gaat het dan over imec als knooppunt tussen geneeskunde en medische technologie, het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (Vito), het ITG, Flanders.bio of Jlabs (JNJ). Ze zorgen voor een extra voedingsbodem waarbij wereldwijd en in Vlaanderen ideeën gedeeld worden.Verder volgt een overzicht in vogelvlucht van de meer dan 300 bedrijven en partners die samen het 'dynamische Vlaamse biotech-ecosysteem' vormen. Het succes stoelt op heel wat elementen, onder meer een zeer brede kennisbasis, sterke en vooral duurzame financiering van academisch basisonderzoek, een lange traditie en een slim investerende overheid. Andere elementen zijn de unieke kruisbestuiving tussen farma- en agrotech-spelers en Vlaanderen als thuisbasis voor een groot aantal kwaliteitsvolle klinische studies. De auteurs staan ook stil bij de maatschappelijke meerwaarde. Op veertig jaar tijd zagen 17 innovatieve geneesmiddelen het daglicht. Daarmee worden meer dan twee miljoen patiënten per jaar geholpen. Elke euro geïnvesteerd in de sector is tien jaar later viermaal meer waard en anno 2023 zijn er 60.000 mensen (on)rechtstreeks aan de slag in biotech. Uiteraard mogen de uitdagingen niet ontbreken. Zo zou de vertaalslag van innovatie naar bedrijfsleven sneller moeten gaan en zijn er meer nieuwe samenwerkingsvormen tussen biotech, ICT en medtech nodig. Er is blijvende en stijgende nood aan groeikapitaal, een stabiel investeringsklimaat en, last but not least, de noodzaak om talent aan te trekken, te trainen en te behouden.