Voor startende artsen verandert er heel wat. Artsenvereniging ASGB organiseert daarom een symposium waarin ze het antwoord op hun vragen zullen krijgen. Jurist Michel Wijns gaat dieper in op de verschillen tussen het statuut sui generis en het zelfstandigenstatuut.
...
Er komt heel wat bij kijken wanneer je als zelfstandig arts wil starten, zegt Michel Wijns, jurist bij het ASGB. "Als aso of haio werk je met een statuut sui generis waarbij eigenlijk alles 'van bovenaf' voor je wordt geregeld. Je hebt een vast loon dat elke maand op je rekening wordt gestort en waar al sociale bijdragen en belastingen ingehouden werden. Als zelfstandig arts moet je daarvoor echter zelf instaan - in samenwerking met je boekhouder. Dat is een 'klik' die je moet maken." In het eerste, algemene deel van het symposium gaat Michel Wijns dieper in op de verschillen tussen het statuut sui generis en het zelfstandigenstatuut. "Een eerste verschil is dat je inkomen zal variëren in functie van prestaties. Je zal dus niet elke maand evenveel verdienen. Belangrijker is dat je zelf ook verantwoordelijk bent voor de betaling van sociale bijdragen en inkomstenbelasting. Voor de sociale bijdragen moet je aansluiten bij een sociaal verzekeringsfonds. Die berekenen hoeveel sociale bijdragen je per kwartaal moet betalen, en rekenen daar beheerskosten voor aan." "De belastingtechnische kant komt ook aan bod. Je dient zelf de verschuldigde belasting te betalen op de inkomsten van een aanslagjaar. Als starter ben je nog niet verplicht om voorafbetalingen te doen, maar je kan dat wel vrijwillig doen. De voor- en nadelen hiervan worden nader toegelicht. Na drie jaar zijn voorafbetalingen wel verplicht, of er worden forse vermeerderingen aangerekend." Het zelfstandigenstatuut heeft ook belangrijke implicaties voor de sociale bescherming, zegt Michel Wijns. "Een arts die ziek wordt, krijgt een uitkering van de ziekteverzekering. Maar ver spring je daar niet mee. Daarom leggen we het belang uit van een verzekering gewaarborgd inkomen." Voor startende artsen lijkt het pensioen nog ver weg, maar op het symposium zal Michel Wijns vertellen dat ze er maar beter vroeg genoeg aan beginnen te denken. "Het cliché dat een arts na een hele carrière terugvalt op een bescheiden pensioen klopt. Het wettelijk pensioen wordt immers berekend op een volledige loopbaan van 45 jaar, en als arts kom je pas laat op de arbeidsmarkt. Je geraakt dus nooit aan die 45 jaar. Ook hier zijn mogelijkheden om de wettelijke bescherming aan te vullen met een extralegaal pensioen, onder andere via het bedrag van het Riziv-sociaal statuut. We belichten de verschillende opties waaraan men dat kan besteden, zonder evenwel stelling in te nemen. Wat de beste keuze is, hangt immers van individuele factoren af." Een arts kan er ook voor kiezen om met een vennootschap te werken. Dat heeft vooral op het vlak van belastingen voordelen, omdat de tarieven in de vennootschapsbelasting lager liggen dan in de personenbelasting. Maar er zijn ook nadelen, zegt Wijns. "Een vennootschap is een aparte rechtspersoon, en je moet een goed onderscheid maken tussen de inkomsten van de vennootschap en je eigen inkomsten. Je draagt eigenlijk twee verschillende portefeuilles, en je kan het geld uit de ene portefeuille niet zomaar in de andere stoppen. Een vennootschap heeft ook hogere administratieve lasten, waardoor ze pas vanaf een bepaalde omzet interessant wordt. Dat proberen we concreet duidelijk te maken."