Bij zijn aantreden eind 2021 praatte professor Marc Peeters als kersvers CEO van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen nog enigszins 'tongue-in-cheek' met Artsenkrant (AK 2700). Dit dubbelinterview samen met CMO prof. Guy Hans leert dat heel wat goede voornemens in plannen en beleid zijn omgezet.
...
Het zorglandschap verandert volop. Zo steekt Marc Peeters van wal. "En daar stemmen we de infrastructuur in zijn totaliteit en in functie van de noden en ambities van de medische diensten op af. Over de operationele invulling bevroegen we de medische en ondersteunende diensten. Onder meer op basis van die resultaten volgt vanaf september een gefaseerde uitrol." In 2029 bestaat het UZA 50 jaar. Tegen dan zijn de grootste werven achter de rug. "Prioritair speerpunt is het nieuwe Q-gebouw dat midden 2026 afgewerkt is. Hier komen de kritische diensten. Het Q-gebouw heeft impact op verschuivingen en eventuele renovaties in de andere structuren. En uiteraard is alles gekoppeld aan een afgetoetst financieel meerjarenplan." Guy Hans: "Het infrastructuurplan ent zich op nieuwe ontwikkelingen zoals geïntegreerde zorg en multidisciplinariteit. We clusteren diensten rond een bepaalde pathologie of over de pathologie heen. Dat vergt ook een mentaliteitswijziging. Fysiek zitten zorgverstrekkers dichter bij elkaar. De infrastructuur laat multidisciplinaire raadplegingen toe. Er is heel nauwe samenwerking in één gebundeld traject. De patiënt hoeft zich niet meer te verplaatsen, de zorgverstrekkers zien hem gemeenschappelijk en gelijktijdig. Het team beweegt rond de patiënt. Voor pancreaschirurgie brengen we bijvoorbeeld de radioloog, gastro-enteroloog, chirurg en diëtist samen." Prof. Peeters herinnert aan de opleidingsfunctie van een universitair ziekenhuis. "Daarom maximaliseren we de banden met de universiteit en de faculteit geneeskunde. We bouwen een duidelijke 'Drie Eiken gezondheidscampus' uit gecentreerd rond gezondheidszorg en het gezondheidsecosysteem. Bij wijze van spreken komt de student op zijn 18de op de campus en vervolledigt een traject om een taak op te nemen in het ziekenhuis of in gezondheidsgerelateerde bedrijven die op de campus aanwezig zijn. Dit vergt een maximale afstemming tussen zorgactoren, ziekenhuizen en de eerste lijn." Voor Peeters zou een UZ (kwalitatief goede) basiszorg in de opleiding deels kunnen loslaten mits goede afspraken en mits er binnen de regio of het netwerk een sterke band bestaat met de andere ziekenhuizen. "Van belang", zegt hij, "is dat het voor studenten een (supra)regionaal en universitair continuüm is. Dat is het doel maar dat vergt nog wel wat werk. Niet in het minst omdat er voor opleiding en onderzoek financiële middelen nodig zijn. We kijken naar de regio's. Nederland voorziet hiervoor een aparte enveloppe." Het ruime Antwerpse zorglandschap telt ongeveer 1,2 miljoen mensen, eventueel reikt het tot in het Waasland. Hierin wil de CEO synergieën creëren. "Een continuüm of care over de ziekenhuizen en de eerste lijn heen is het doel. De patiënt moet weten hoe het landschap in elkaar zit. In kleinschalige projecten gebruiken we nu bijvoorbeeld data, een 'hot item', om gezondheids- en maatschappelijke problemen in kaart te brengen en oplossingen aan te reiken. De stad en alle zorgverleners uit de regio buigen zich nu samen over het thema voeding. Welke preventieve en curatieve maatregelen zijn er nodig? Met respect voor privacy en ethiek zetten we een dataplatform op. Daarin kruisen we zoveel mogelijk bronnen - van Kind & Gezin, huisartsen, ziekenhuizen... Het draagvlak is zeer groot. We communiceren hierover in het najaar." Het UZA is uiteraard niet blind voor het groeiende belang van preventie. "Hoe kunnen we hierin binnen het zorglandschap positie innemen en prioriteiten stellen? Door patiënten te begeleiden en door een volledig zorgpakket aan te bieden, inclusief preventieve onderzoeken van gezonde personen", zegt prof. Peeters. "Zijn er dan curatieve stappen nodig op basis van hun reële gezondheidstoestand?" Ook op dit vlak vindt hij dat de politieke wil soms ontbreekt om voldoende middelen ter beschikking te stellen. "Maar als UZ moeten we een rol spelen in screenings- en gezondheidsonderzoeken." Guy Hans: "Ook om ze af te toetsen. Soms voert men een batterij testen uit met wankele wetenschappelijke evidentie. Dat kunnen we bijsturen en de testen bijvoorbeeld enkel op (sub)populaties of leeftijdscategorieën richten. Zo is onze maatschappelijke return on investment enorm. Je volgt van bij het begin, voor een aandoening zich manifesteert, de 'cliënt' preventief en continu op." Guy Hans wijst ook op synergieën op ziekenhuisniveau. Zorgpaden over majeur trauma met acute opvang, revalidatie en doorverwijzing bijvoorbeeld. Of heel brede samenwerkingsverbanden die ook logistiek, apotheken, sterilisatie,... omvatten en niet noodzakelijk pathologiegerelateerd zijn. Prof. Hans: "We evolueren naar langdurige connecties tussen de patiënt en de gezondheidswerkers. Sommige zorgpaden volgen patiënten vaak acht, negen jaar op. Zo kan de zorgverstrekker heel snel reageren op veranderingen in de gezondheidstoestand. Acute opstoten bij chronische rugpijn vergen bijvoorbeeld op korte tijd heel veel behandelingen. Gelukkig is alles ook onder controle gedurende lange periodes. Dan wordt de patiënt - in communicatie met de eerste lijn - opgevolgd en ondersteund met tips om te bewegen, voor goede nachtrust enzovoort. Dat voorkomt dat de ziekte ontspoort en de patiënt in een acute fase terechtkomt." "Een concreet samenwerkingsproject is ook de bouw van twee gemeenschappelijke cleanrooms in Antwerpen", dixit Peeters. "Via onderlinge afspraken ondersteunen we elkaar maximaal zodat patiënten hiervan geen hinder ondervinden." Alle universitaire ziekenhuizen zitten voor hun tertiaire en vierdelijnsfunctie in een spanningsveld, aldus prof. Peeters die vindt dat "het beleid eens goed moet nadenken over onze functie. De Vlaamse UZ's zijn absoluut voorstander van een zorgcontinuüm. We willen geen competitiemodel maar aandacht voor onze drie pijlers: hoog-expertise medische zorg, opleiding en de academische functie." Internationaal wordt met buitenlandse partnerziekenhuizen volop expertise uitgewisseld. "We intensifiëren dat en halen de banden aan om hoger te geraken op de internationale ladder. Inzake oncologie/hematologie is het UZA bijvoorbeeld (inter)nationaal een belangrijke speler", aldus Peeters. "Een aantal speerpunten ontwikkelen zich zeer sterk en we investeren in alle diensten zodat ze mee zijn. Met dien verstande dat experten als uithangbord belangrijk zijn, maar dat ook profielen voor het dagdagelijkse werk nodig zijn. Een goed evenwicht tilt de dienst in zijn totaliteit naar een hoger niveau." Aangezien het UZA bijna 50 jaar bestaat, is er een wissel van de wacht aan de gang. Een hele generatie diensthoofden gaat op emeritaat. Peeters wil dit kantelmoment gebruiken om diensten een extra boost te geven. Ook prof. Hans benadrukt dat het UZA maximaal deelneemt aan Europese kennisnetwerken. "Op ziekenhuisniveau maar ook binnen specifieke kennisdomeinen. We streven internationale erkenning en kwaliteit na. ECMO bijvoorbeeld ondersteunt mee de tertiaire en zelfs vierdelijnsfunctie. Academisch gedreven onderzoek is een heel belangrijk onderdeel van ons functioneren. Daarom creëren we een centrale basis, een clinical trial center, ten dienste van iedereen. Dat garandeert kwalitatief hoogstaand academisch onderzoek." De universitaire, academische functie leidt binnen de ziekenhuisnetwerken wel tot een moeilijke evenwichtsoefening. Het regionaal zorgstrategisch plan is per definitie immers geënt op basiszorg. Ook hier vraagt Peeters zich af hoe het beleid dat ziet. "Inderdaad", dixit Guy Hans, "is het UZ gericht op heel complexe zorg die niet gebonden is aan ziekenhuisnetwerken. Hoewel je deel uitmaakt van een netwerk bieden we dat vanuit een neutraliteitsprincipe aan iedereen in het (inter)nationale zorglandschap aan. En omdat we de opleidingsfunctie koesteren, moeten we ook op de tweede lijn iets kunnen aanbieden." Guy Hans hoopt alleszins dat het zorgstrategisch plan van Helix, het ziekenhuisnetwerk waarvan het UZA deel uitmaakt, in november een definitieve goedkeuring krijgt. Inzake ziekenhuisaccreditatie maakt het UZA momenteel een stand van zaken op. Beslist is er nog niets. "Waar willen we met de kwaliteit naartoe? Welke tools hebben we nodig? JCI verlieten we om diverse redenen", zegt Marc Peeters. "Nu toetsten we af welk accrediteringsorgaan het meest geschikt is en hopen dit jaar nog te landen." Hij benadrukt dat het UZA het kwaliteitsbewakingssysteem niet loslaat, maar de kwaliteit binnen de organisatie steeds verder versterkt. Dat moet uiteindelijk tot een accrediteringsorgaan leiden. Professor Hans: "Veel ziekenhuizen toetsten nu intern, vanuit de organisatie de kwaliteit af. Dat is het uiteindelijke doel. Kwaliteit en patiëntveiligheid moeten dag in dag uit ingebed zitten in de organisatie. Een zekere mate van externe toetsing, niet reprimerend of corrigerend maar ondersteunend, opbouwend en faciliterend, is vaak wel nodig. Een externe partner maakt dan om de zoveel jaar een momentopname." "Van bij het begin sprongen we ook met veel enthousiasme op FlaQuM, recent erkend als accrediteringsinstantie. Dat is een heel andere aanpak. Ziekenhuizen visiteren elkaar, leren van elkaar en ondersteunen elkaar. De toegevoegde waarde is enorm, iedereen gaat naar een veel hoger niveau en het ziekenhuis kan ook heel duidelijk doelstellingen zetten. Uitdagend is ook dat FlaQuM continu evolueert. We leggen dit model nu naast de internationale modellen. Voor wat meer externe toetsing hebben we wellicht een tweede organisatie nodig. JCI is echter heel rigide en mist wat flexibiliteit. Dus denken we nu aan Qualicor Europe", aldus Hans. Net zoals alle ziekenhuizen kampt ook het UZA voor bepaalde specialismen met een tekort aan artsen. In andere disciplines zijn er dan weer dokters te veel. Marc Peeters: "Om dat op te lossen moeten de UZ's en de faculteiten geneeskunde hun stem laten horen. In afwachting daarvan proberen we door diversificatie en andere oplossingen de zorgcontinuïteit te garanderen." "Sommige artsen", aldus Guy Hans, "doen graag onderzoek of geven graag les, soms zelfs buiten de landsgrenzen. Het is zoeken naar een evenwicht. Het UZA heeft geen acute tekorten aan artsen maar we volgen het wel heel strikt op. Voor bepaalde disciplines is het soms intensief zoeken naar kandidaten. Als opleidingsziekenhuis hebben we het geluk dat sommigen na hun opleiding blijven. Hen binden we dan zo snel mogelijk. Het ziekenhuis moet zijn aantrekkelijkheid ook bewaren. Ook kunnen we artsen van bij het begin inschakelen in de netwerkgedachte. Ze werken dan campusoverschrijdend. Sommigen schrikt dat af, anderen vinden het stimulerend. Nooit is het 'one size fits all'." Marc Peeters tot slot: "Het terrein tussen de specialismen is niet meer zo strikt afgelijnd. Denk aan cardiologie en cardiochirurgie of aan abdominale chirurgie en gastro-enterologie. Het ene specialisme wordt invasiever en neemt taken van het andere specialisme over. Als ziekenhuis moeten we op die verschuivingen inspelen bij de selectie van artsen."