Als arts doet u misschien wel een beroep op uw echtgeno(o)t(e) om een aantal administratieve of boekhoudkundige taken te verrichten voor uw praktijk. Kunt u hem of haar dan ook inschrijven als bediende? Met welke spelregels moet u zoal rekening houden?
...
Het gebeurt maar al te vaak dat artsen een beroep doen op hun partner om hun boekhouding bij te houden, om administratieve taken te verrichten of om afspraken met patiënten vast te leggen. Vaak stelt zich dan de vraag wat best is: de partner het statuut van meewerkend echtgenoot dan wel van bediende te laten aannemen. Als uw partner u helpt bij uw beroepsactiviteiten als arts en hij/zij geen eigen zelfstandige of andere beroepsactiviteit (als werknemer of ambtenaar) uitoefent, noch een sociale uitkering (bijvoorbeeld een werkloosheidsuitkering) geniet, dan kan deze het statuut van meewerkend echtgenoot aannemen. U kunt dan een deel van uw bedrijfsinkomen fiscaal toekennen aan uw meewerkend echtgenoot, wat vaak een fiscaal voordeel met zich brengt. Deze 'vergoeding' moet in de lijn zijn van de prestaties die worden geleverd. Is uw partner geboren na 1955 dan heeft die als meewerkend echtgenoot een volwaardig sociaal statuut. Concreet is die dan op dezelfde manier verzekerd als een zelfstandige in hoofdberoep. Een meewerkend echtgenoot kan ook deelnemen aan het Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen (VAPZ) en in dat kader stortingen verrichten. Oefent u uw praktijk binnen een vennootschap uit dan is het niet mogelijk uw echtgeno(o)t(e) het statuut van mee- werkend echtgenoot te laten aannemen. Het statuut van meewerkende echtgenoot staat namelijk niet open voor de echtgeno(o)t(e) van een zelfstandige bedrijfsleider. U bent een zelfstandige bedrijfsleider als u bezoldigingen ontvangt uit uw vennootschap. Wil de vennootschap op zijn of haar diensten een beroep doen, dan moet de partner worden ingeschreven als bediende. Overigens kunt u ook als arts die werkt zonder vennootschap uw partner in dienst nemen als bediende. Er is nu eenmaal geen enkele wettekst die verbiedt dat de ene echtgenoot de andere echtgenoot in dienst neemt als werknemer. U bent dus niet verplicht om in dat geval sowieso te kiezen voor het statuut van meewerkend echtgenoot. Indien uw partner aan de slag gaat als bediende binnen uw praktijk (ongeacht of u al dan niet met een vennootschap werkt) moet u er wel voor zorgen dat er sprake is van een zogenaamde gezagsverhouding. De partner moet daarbij wat men noemt in ondergeschikt verband werken. Zo'n ondergeschikt verband betekent bijvoorbeeld dat u als werkgever de werkuren bepaalt, dat de bediende zijn vakantie dient aan te vragen, dat u beslist welk takenpakket uw partner moet uitvoeren en dies meer. Zorg er ook voor dat u indien mogelijk over bewijsstukken beschikt dat er effectief sprake is van zo'n ondergeschikt verband (zo bijvoorbeeld schriftelijke vakantieaanvragen van uw partner). Is er geen dergelijk ondergeschikt verband en nam u uw partner toch in dienst als werknemer, dan is dat niet zonder risico. Meer bepaald zou er dan een zogenaamde herkwalificatie naar schijnwerknemer kunnen volgen. Dat zou impliceren dat uw echtgenoot alsnog (voor een stuk ook retroactief) sociale bijdragen als zelfstandige moet betalen. U riskeert dan verder een boete van de RSZ die zelfs de onterecht betaalde bijdragen die u kunt terugvorderen kan overstijgen. Ook het ziekenfonds en de RVA zouden eventueel ten onrechte uitbetaalde sommen kunnen terugvorderen. Verder riskeert u strikt gezien ook nog een strafrechtelijke veroordeling. Als u uw partner als bediende inschakelt in uw praktijk dan kunt u soms een financiële tussenkomst krijgen (Impulseo). Hiervoor is vereist dat uw praktijk minstens een derde van één voltijds equivalent te werk stelt met een schriftelijke arbeidsovereenkomst. Bovendien moet de praktijk gebruik maken van een gelabeld elektronisch medisch dossier. Verder moet u in principe minstens 150 Globaal Medische Dossiers (GMD) beheren. Voor groepspraktijken is dit 150 dossiers x aantal huisartsen in de praktijk. De tegemoetkoming bedraagt de helft van de reële globale loonkost, met een maximum van 6.764,94 euro (bedrag 2021). Er bestaat geen algemene regel die aangeeft dat het statuut van bediende beter is dan dat van meewerkend echtgenoot of andersom. Alles hangt af van uw concrete situatie. Zo kunnen er bijvoorbeeld ook nog al dan niet bepaalde RSZ-verminderingen van toepassing zijn. Wil u uw partner ondersteuning laten bieden in uw praktijk dan is het aangewezen dit te overleggen met uw accountant. U kunt dan meteen zien wat de financieel meest interessante manier van werken is. Hou er ook rekening mee dat het financiële luik bij deze beslissing niet het enige is. Indien u namelijk uw partner in dienst neemt als bediende moet u ook nog een heel aantal praktische formaliteiten naleven. U zal dan een arbeidsovereenkomst moeten afsluiten, een arbeidsreglement moeten hebben, moeten aansluiten bij een sociaal secretariaat, de dwingende regels uit de arbeidswetgeving moeten naleven enzovoort, enzovoort...