Volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakt tuberculose anno 2021 dagelijks nog 4.000 slachtoffers oftewel 1,7 miljoen doden op jaarbasis. De mycobacterium tuberculosis is daarmee de dodelijkste bacteriële infectieziekte wereldwijd.
...
Toen de Duitse dokter Robert Koch in 1882 meldde dat hij de bacil had ontdekt die tuberculose veroorzaakte, kon eindelijk werk worden gemaakt van de strijd tegen deze infectieziekte. De 'witte dood', een verwijzing naar de erg bleke huid bij besmette personen, was tot in de late 19de eeuw immers een van de voornaamste doodsoorzaken op het oude continent. Vooral (industrie)steden, waar mensen vaak in ongezonde omstandigheden leefden, werkten en woonden en er maar gebrekkige sanitaire en hygiënische voorzieningen beschikbaar waren, kenden een hoog aantal tbc-doden. In de reportagereeks van August De Winne uit 1901, Arm Vlaanderen, wordt meermaals gewag gemaakt van den tering zoals de ziekte in de volksmond werd genoemd. Oude postkaarten of foto's die een inkijk bieden bij enge behuisde arbeidersgezinnen maken duidelijk hoezeer een via de lucht overdraagbare ziekte hier 'vrij spel' had. Statistieken bevestigen dat: rond de eeuwwisseling stierven in ons land jaarlijks gemiddeld 8 à 9.000 mensen aan tbc, goed voor zeven procent van het aantal overlijdens. Alhoewel de ziekte opvallend veel jonge meisjes trof (bovenop de slechte leef- en werkomstandigheden waren ze extra kwetsbaar door verminderde weerstand), maken cijfers over de doodsoorzaken in bijvoorbeeld Antwerpen duidelijk dat tuberculose ook heel wat arbeiders en dokwerkers velde. De Scheldestad is geen alleenstaand geval: ook in Brussel, Hoei en Luik vielen in 1910 nog heel wat tbc-slachtoffers. Wereldoorlog I en de naweeën ervan zorgde voor een nieuwe opstoot van de ziekte, ditmaal ook in meer landelijke regio's zoals West-Vlaanderen.Nochtans kwam tbc aanvankelijk minder voor op het platteland, noteerden we bij onze passage in het mondaine Zwitserse skioord Davos (zie AK 2571 en onze reeks Kuren als medicijn). Toen dr. Alexander Spengler daar in het midden van de 19de eeuw belandde, vond hij geen tbc-gevallen bij de boeren.In een tijd dat kuren in de mode kwam en badsteden door de gegoede klasse druk werden gefrequenteerd, klonk Spenglers theorie over de positieve effecten van berglucht op de gezondheid als vloeken in de kerk - tot bleek dat zijn theorieën en therapieën voor tbc (door rust, gezonde voeding en bergwandelingen) werkzaam waren. Het aantal kuurpatiënten in het Alpendorp steeg dan ook met rasse schreden. De lokroep en hoop op genezing bracht heel wat toenmalige rich en famous naar Davos en mondaine logiesadressen zoals Schatzalp of het Waldhotel. Dat laatste vormt trouwens het decor voor de vuistdikke roman De toverberg van Thomas Mann.Het fenomeen sanatorium duikt ook hier ten lande op - aangezien niet iedereen zich een trip naar Zwitserland kan veroorloven, was de redenering. Er waren immers nog geen adequate genees- middelen, zodoende lag de nadruk vooral op het verbeteren van de levensomstandigheden en georganiseerde tbc-bestrijding (onder meer door het Belgisch Werk tegen Tuberculose of de Nationale Belgische Bond tegen de Tering). Dat gebeurde via voorlichtingsaffiches en antituberculosezegels, bijvoorbeeld met zichten van Belgische sanatoria, en openluchtkolonies voor kinderen. Het eerste Belgische tuberculosesanatorium opende de deuren in Bokrijk in 1892 (al moet dat snel wijken voor de uitbouw van de steenkoolwinning in Limburg), later gevolgd door een 30-tal gespecialiseerde instellingen verspreid over heel België. Zulke sanatoria werden meestal ingeplant in beboste omgevingen, vaak op heuvelflanken of aan zee, steeds met kamers en gaanderijen op het zuiden gericht. Bekende namen ter zake zijn onder meer het Brugmann-sanatorium, het sanatorium Joseph Lemaire in Overijse (intussen omgevormd tot woonzorgcentrum), het Zeepreventorium in De Haan, kasteel De Lovie in Poperinge of het Imeldaziekenhuis in Bonheiden. Bezuiden de taalgrens konden patiënten bijvoorbeeld terecht in het sanatorium van Terhulpen/Waterloo, het Sanatorium du Basil (in Borgoumont/Stoumont) of het Preventorium van Dolhain (ook in de provincie Luik) - deze laatste zwaar toegetakeld door vandalen en grafitti. In Le Vallon in Miavoye (bij Hastière) heeft dichter Paul Van Ostaijen zijn laatste levensmaanden doorgebracht in 1927/28. Aan dat stuk vaderlandse gezondheidsgeschiedenis komt een eind in de loop van de jaren 1980, als de overheid beslist om de meeste sanatoria te sluiten. Toch heeft het Brusselse Sint-Pietersziekenhuis in 2018 opnieuw een afdeling voor de behandeling van tbc-patiënten geopend, net omdat men in de hoofdstad geconfronteerd wordt met een stijging van het aantal tbc-gevallen. Dat is te wijten aan de mondialisering, migratie en armoede, klinkt het. Opmerkelijk is trouwens dat, alhoewel het aantal tbc-gevallen in Europa gestaag daalt, de WHO en organisaties zoals Artsen zonder Grenzen zich wel bezorgd tonen over het feit dat de ziekte steeds vaker resistent blijkt te zijn voor eerstelijnsbehandelingen, of als tbc bij hiv- patiënten opduikt. Dat fenomeen doet zich in Oost-Europa voor, maar evenzeer in andere continenten, en zeker in Afrika waar nog steeds een kwart van alle tbc- doden vallen. Ook in India, Pakistan, de Filipijnen en China duiken nog geregeld nieuwe besmettingen op. En dat maakt van tbc nog steeds de meest dodelijke infectieziekte wereldwijd. "Dat dreigt de vooruitgang in de strijd om de ziekte volledig uit te roeien tegen 2030, zoals bepaald in de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, op de helling te zetten," klinkt het waarschuwend. Zeker nu de covidpandemie veel aandacht en middelen opslokt.