...

De Belgische gezondheidszorg heeft een goede reputatie, maar bevindt zich op de rand van een aanzienlijke ruptuur. In een disruptieve wereld zijn veranderingen brutaal en wat de ene dag perfect werkt, kan een volgende dag obsoleet zijn. De noodzaak om het systeem te hervormen is evident. De gevolgen van een 'do nothing' -scenario zouden rampzalig zijn voor de kwaliteit van de zorg, de toegang tot de zorg en ook voor het welzijn van alle zorgverstrekkers. De alarmsignalen zijn er al: malaise en uitputting.Terwijl het in de vakliteratuur vaak gaat over de inzet van artsen, is het discours in België ongezond, soms zelfs vicieus, en gaat het doorgaans om financiële doelstellingen. De consumptie van zorg en onderzoeken is een bron van inkomsten geworden, terwijl de winstmarge het gevolg zou moeten zijn van een rationeel en verantwoord gebruik van middelen. Die houding, die inflatie in de hand werkt, leidde uiteindelijk tot een devaluatie van de prestaties en verminderde marges om innovatie te financieren. En dat alles met een totaal gebrek aan transparantie, vaak in het nadeel van de zorgverstrekker. Het is essentieel om ziekenhuizen te herfinancieren en om prestaties te herwaarderen, ondanks bepaalde bezwaren en mogelijke ontsporingen. Maar hoe kan je dat doen met een gesloten budget en een zwakke groei? De enige mogelijkheid is de responsabilisering van de actoren, de zorgverstrekkers en de instellingen, voor meer doeltreffendheid én meer autonomie voor iedereen. Dat kan niet zonder een verhoging van het BFM of zonder een legitieme herdefinitie van de kosten ten laste van artsen, zodat de waarde van wat ze verdienen overeenkomt met hun werk en hun verantwoordelijkheid. Een fundamentele etappe is de scheiding van artsenhonoraria van de ziekenhuisfinanciering, voor een betere en transparantere ziekenhuisfinanciering. Hoewel de vergoeding van artsen in wezen op prestaties gebaseerd kan blijven, moet die van ziekenhuizen gebaseerd zijn op de DRG of de forfaits die de patiënt terug centraal stellen. Deze houden rekening met de complexiteit van de zorg en het mogelijk maken om de prestaties van instellingen te vergelijken en te evalueren en de concurrentie verminderen. Daarom moeten inhoudingen op artsenhonoraria worden beperkt tot wat strikt 'bedside' is, wat kan worden vergeleken met wat er in de ambulante praktijk wordt gedaan. In de meeste gevallen mogen ziekenhuishonoraria daarom niet meer worden ingehouden. Het is dat verschil dat het mogelijk zal maken de huidige prestaties op te waarderen. En als er een marge moet worden gelaten om persoonlijke investeringen mogelijk te maken, dat moet dit goed worden omkaderd door een KB dat de artikelen 154 en 155 van de Ziekenhuizenwet preciseert en aanvult. De volgende regering zal dapper en krachtdadig moeten optreden. Een herfinanciering van de ziekenhuizen in ruil voor een duidelijke definitie van de kosten van de medische prestaties. Dat zal niet kunnen zonder offers aan beide kanten, maar het zal meer vrijheid geven aan de directie en meer 'zak'-marge aan de artsen. Dat zal de inflatiedruk afremmen en de levenskwaliteit van de zorgverstrekkers en ook die van de patiënten ten goede komen.Het huidige systeem, waarin een deel van het budget bepaald wordt door de honoraria, is schadelijk voor beide partijen. De inhoudingen zijn hoe langer hoe aanzienlijker met ingewikkelde evenwichtsoefeningen en kosten die maken dat de vergoedingen van artsen heel variabel kunnen zijn. De toegang tot supplementen verschilt al naargelang het specialisme (spoed en intensive care hebben bijvoorbeeld geen toegang) of al naargelang de plaats. In extreme gevallen zijn de inhoudingen een soort dichotomie en dat is op zijn beurt nefast voor elke inspanning voor een objectieve en rationele analyse.Terwijl er gewerkt wordt aan en onderhandeld over tariefakkoorden, mogen we ons vragen stellen over onze werking en onze nomenclatuur die een heuse soep geworden is. Afgezien van ambulante akten die nog een schijn van waardering van werk en duidelijkheid in kosten vertegenwoordigen, zijn er in ziekenhuizen de vele lagen van de verdeling van honoraria en forfaits, met de veelvouden van onderzoeken die ook verdrinken in de kostenmassa. Een groot deel daarvan is te wijten aan zware medisch-technische akten (die aanzienlijke materiële en menselijke investeringen vergen), die de zaken nog minder duidelijk maken. Begrijp me niet verkeerd, de prestatiegeneeskunde moet grotendeels bewaard worden, maar die waarde moet ook zin hebben, net zoals de investeringen in het ziekenhuisleven. We bevinden ons nu in een situatie waarin de ziekenhuissoep nefast is voor de arts omdat alles zich afspeelt boven de persoonlijke verantwoordelijkheden en moeilijkheden van elk en iedereen. Een soep die ook hoe langer hoe anders smaakt in het noorden en het zuiden van het land. Deze soep zorgt voor een afhankelijkheid van artsen van het ziekenhuissysteem en vergoedingsonderhandelingen worden steeds meer rechtstreeks met het management gevoerd, in functie van de vraag en het aanbod. Een duidelijke scheiding moet gepaard gaan met meer responsabilisering en transparantie om zorgprojecten te kunnen opstarten. De concurrentie tussen instellingen zou dan gebaseerd zijn op de prestaties in de kwaliteit van zorg. De scheiding is ook zinvol voor de onderhandelingen over artsenhonoraria door het gewicht van de honoraria te verminderen die de ziekenhuizen aanzienlijke marges opleveren die verder gaan dan de gedekte kosten. Laat ons durven te veranderen. Een pragmatisch syndicalisme is syndicalisme dat staat voor eerlijkheid, adequate waardering en welzijn, drie zaken die nodig zijn voor de uitoefening van ons beroep. Constructief en geëngageerd syndicalisme is de toekomst, zoveel is zeker.