...

Dat blijkt uit een studie die het Intermutualistisch Agentschap in opdracht van de Nationale Commissie uitvoerde. Het IMA maakte een schatting van het aantal keren dat de softe echelonnering had kunnen toegepast worden, door na te gaan hoeveel consultaties een patiënt had bij een specialist binnen een bepaalde (ruime) tijdspanne nadat hij zijn huisarts had geraadpleegd. Dat vergeleek het Agentschap dan met het aantal keren dat effectief een verminderd remgeld werd betaald nadat de patiënt een verwijsbrief van de huisarts voorlegde. Daarmee bedoelen we dan een speciaal formulier van het Riziv. Gek genoeg eigenlijk volstaat de gewone verwijsbrief met bijvoorbeeld relevante elementen uit de SumEHR daarvoor niet. Het IMA maakte de oefening voor 2019, 2020 en het eerste semester van 2021. Een patiënt kan per jaar en per specialisme één keer vijf euro remgeld minder betalen als hij gebruik maakt van de 'verwijsbrief'. Voor een patiënt met een verhoogde tegemoetkoming - die sowieso al minder remgeld betaalt - is dat maar twee euro minder. Patiënten zonder GMD werden buiten beschouwing gelaten, en dat gebeurde ook voor verdere raadplegingen binnen een specialisme als de patiënten in hetzelfde jaar al het verminderde remgeld hadden genoten. Slechts in 0,5% van de keren dat de patiënt verminderd remgeld had kunnen betalen, werd van deze maatregel effectief gebruik gemaakt. Het IMA kan evenwel niet nagaan of er een verband bestaat tussen het bezoek aan de huisarts en dat aan de specialist. Het overschat dus mogelijk de keren dat effectief de softe echelonnering kon worden aangewend. In 2019 moesten patiënten dankzij de softe echelonnering in totaal 156.000 euro minder remgeld betalen. In 2017, toen de softe echelonnering ingevoerd werd, werd daarvoor 8,1 miljoen euro uitgetrokken. Rekening houdend met de gezondheidsindex komt in 2019 daarmee een bedrag van 11 miljoen euro overeen. Daarvan werd maar 1,4% gebruikt. Het ligt er niet aan dat huisartsen de softe echelonnering niet zouden kennen. Vier op de tien van de actieve huisartsen maakten in 2019 minstens één keer gebruik van de mogelijkheid door de verwijsbrief mee te geven. Nog enkele vaststellingen: Huisartsen die een verwijsbrief voor de softe echelonnering meegaven, deden dat in 2019 gemiddeld 6,8 keer. Patiënten die in 2019 van het systeem gebruik maakten, deden dat gemiddeld 1,3 keer. Oudere patiënten doen vaker een beroep op het systeem dan jongere patiënten - ermee rekening houdend dat jongere patiënten minder vaak een specialist raadplegen. Oudere huisartsen passen de softe echelonnering vaker toe dan jongere collega's. Sinds 1 januari 2021 kan de softe echelonnering ook worden toegepast met de derdebetalersregeling, en samen gebruikt met eFact of eAttest. Het KB daarover verscheen wel pas begin mei van dit jaar in het Staatsblad (KB van 24 maart 2022). Datzelfde KB paste ook de nomenclatuurnummers aan voor de raadplegingen bij specialisten waarvoor het verminderde remgeld van toepassing is. Maar die aanpassing werd volgens het KB pas van kracht op 1 juli van dit jaar - terwijl de nieuwe nomenclatuurnummers ook al van begin 2021 in gebruik zijn. Dat werd pas heel recent gecorrigeerd.