...

RSV is vooral bekend als verwekker van ernstige bronchiolitis bij zuigelingen. Bij volwassenen verloopt een RSV-infectie meestal onschuldig, maar bij risicopatiënten en ouderen kan RSV wel ernstige ziekte veroorzaken. Dit was lange tijd niet geweten, omdat er bij hospitalisatie omwille van ernstige luchtwegeninfectie niet getest werd voor de aanwezigheid van RSV.Een belangrijke verandering in de perceptie kwam er in 2005, volgend op een studie die in de Verenigde Staten uitgevoerd werd bij gezonde ouderen gedurende vier opeenvolgende winterseizoenen1. In deze studie vond men dat de jaarlijkse prevalentie van RSV-infectie bij ouderen 3-7% was, en dat de duur van de ziekenhuisopname, het procentuele aantal opnames op de spoedafdeling, longontstekingen en overlijdens gelijkaardig was aan de griep. Latere studies konden deze bevindingen verder bevestigen.Data van de Global Burden of Disease geven aan dat tijdens 2016 het globaal aantal overlijdens bij de bevolking ouder dan 70 jaar te wijten aan RSV 22.009 was ten opzichte van 24.803 voor griep2.Sinds recent beschikken we via het surveillancenetwerk SARI (ernstige acute respiratoire infecties) ook over Belgische data. Dit peilnetwerk van zes ziekenhuizen registreert sinds het seizoen 2011-2012 alle episodes van SARI in de periode van verhoogde griepactiviteit. Voor elke episode worden verschillende parameters geregistreerd, zoals patiëntkenmerken, risicofactoren, behandeling, ernst en uitkomst. Ook wordt bij elke patiënt een nasopharyngaal staal afgenomen. Dit wordt niet enkel op influenza getest maar ook op andere respiratoire virussen waaronder RSV.Binnen dit netwerk werd een specifieke studie opgezet die het voorkomen van RSV bij de SARI-gevallen bestu-deerde3. Een analyse van vier opeenvolgende seizoenen toonde aan dat de prevalentie van RSV onder de SARI-gevallen 5,5% was (165/3.001), variërend van 2,1 tot 9,2% tussen de seizoenen. Net zoals bij de studie in de Verenigde Staten bleek ook voor België het klinische verloop gelijkaardig aan dat van de influenza-gevallen (zie figuur).Meer dan vijftig jaar na de ontdekking van het RSV-virus beschikken we nog steeds niet over een geneesmiddel. Enkel een monoklonale antistof (palivizumab) is ter beschikking, die ingezet kan worden om het complicatierisico te verlagen bij kinderen met een verhoogd risico op een ernstige RSV-infectie. De kennis over RSV is inmiddels gegroeid en men weet wat de moleculaire doelwitten zijn voor toekomstige geneesmiddelen. Met name zoekt men naar inhibitoren van het F-fusieproteïne en het M2-2-proteïne dat betrokken is in de replicatie en transcriptie van het virus.Dr. Dauby haalt één voorbeeld aan van een ontwikkeling, namelijk het middel JNJ-53718678 dat het F-fusieproteine inhibeert. Resultaten van een menselijke blootstellingsstudie aan RSV waren beloftevol, en op dit moment is een multicentrische fase 2b-studie lopende. Maar evengoed waren er ontwikkelingen die faalden. Zo kon in een fase 2b-studie die uitgevoerd werd met een andere inhibitor van het F-fusieproteïne (presatovir), na een eerder succesvolle blootstellingsstudie, geen effect aangetoond worden op de virale belasting en klinische uitkomst van behandeling van gehospitaliseerde patiënten met een RSV-infectie.Ook op een vaccin is het nog steeds wachten. Eén van de redenen daarvoor is ongetwijfeld het trauma dat opgelopen werd in 1966 toen een experimenteel RSV-vaccin leidde tot de dood van twee kinderen4. Om redenen die we nu begrijpen, induceerde het vaccin een afwijkende immuunrespons en leidde tot verergering van de ziekte wanneer gevaccineerden aan RSV blootgesteld werden. Sinds men weet wat hiervan de oorzaak was, is het onderzoek naar een vaccin wel weer volop aan de gang. Verschillende klinische programma's zijn momenteel aan de gang bij zuigelingen, zwangere vrouwen en ouderen. Ook hier waren er echter reeds een aantal teleurstellingen.Zo werd er veel verwacht van een vaccin voor ouderen gebaseerd op en recombinant nanopartikel van het RSV F-proteïne. Een fase 3-studie uitgevoerd bij 11.850 deelnemers in het seizoen 2015/2016 kon echter geen werkzaamheid aantonen. De onderzoekers vermoeden dat dit komt door de lage prevalentie van RSV tijdens het studieseizoen. In een bijkomende analyse vond men wel een voordeel voor COPD-patiënten, en dat is een piste die men nu verder volgt voor nieuwe ontwikkelingen. Gehoopt wordt dat door toekomstige doeltreffendheidsstudies over meerdere seizoenen te spreiden, of zich meer te richten op bepaalde risicopopulaties, er binnenkort toch een vaccin ter beschikking zal komen.