...

In Artsenkrant van 28 april (nr. 2711) las ik het artikel 'Psychedelica voeden de hoop van psychiaters' (blz. 12).Kunnen psychedelica hoopvol en veilig ingezet worden bij psychiatrische ziekten? Het gaat hier vooral over het ziektebeeld depressie. In 1968-1970 had ik in Leiden (Nederland) de kans om mee te werken aan de LSD-therapieën voor posttraumatische stressstoornissen en specifiek oorlogs- en kamptrauma's, samen met depressie, bij professor Bastiaens. In mijn laatste boek Weg uit de chaos in depressieland, Garant&Svacina, december 2020, lijst ik, in het kort, vele nietgebruikte paden om tot een juiste diagnose en een betere therapie te komen voor depressief gedrag. Naast een juistere diagnose hebben we nog vele mogelijkheden in de klassieke psychofarmacotherapie voor depressie die nog niet uitgeput zijn. Onder andere via doorgedreven en herhaalde anamnese en heteroanamnese komt er een duidelijk onderscheid tussen enerzijds psychosociaal verdriet en anderzijds de echte endogene vitale of biologische depressie. De eerste groep reageert nauwelijks tot verkeerdelijk op antidepressiva, zelfs in lage dosis in monotherapie, maar wel op psychotherapie en sociotherapie, soms ondersteund met rustgevende fytotherapie. De tweede groep, de echte depressies, hebben meer of andere antidepressiva nodig om te herstellen. De psychofarmacotherapie die ik voorschrijf, verschilt duidelijk van de klassieke richtlijnen voor de behandeling van depressie. Ik verdedig een dichotomie tussen twee totaal verschillende ziektebeelden, de psychosociale depressie en de vitale depressie, die allebei als depressief gedrag worden verwoord. Ook zo voor burn-out. Ik gebruik de dichotomie die door Van Praag indertijd is uitgeschreven en die we verder uitgewerkt hebben om een duidelijk onderscheid te realiseren. Ondertussen zijn de klassieke rating scales niet meer nuttig omdat die geen onderscheid maken tussen psychosociale depressiviteit en depressie, maar wel de subjectieve diepte van het depressieve gevoel weergeeft. Ook vind ik dat de doseringen van antidepressiva grotendeels gedicteerd worden vanuit dubbelblindstudies, meestal zwaar gesponsord door farmaceutische laboratoria, waarbij de exclusiecriteria zo hoog zijn dat soms slechts de lichtste depressies kunnen bestudeerd worden. Zo komen de richtlijnen voor de dosering voor echte depressies echt in het gedrang. Ik maak een onderscheid tussen toediening van noradrenerge en dopaminerge heropnameremmers versus serotonineremmers. De SSRI gebruik ik vooral voor angstige en dwangmatige depressies. Voor NARI en SNRI; vooral bij geremde, anergetische depressie met extreme leegte en emoties. Ook in de huidige revival van fenelzine (nardelzine) en tranylcypromine geef ik nardelzine eerder bij de angstige en tranylcypromine eerder bij de anergetische depressies in monotherapie. Ik verhoog de dosering van de monotherapie nargelang het uitblijven van resultaat van de behandeling en verlaag de dosis bij remissie en herstel; ook bij opkomende hinderlijke nevenwerkingen en gedragsstoornissen (bijvoorbeeld dysfore drukte), inslaapstoornissen in de plaats van doorslaapstoornissen en een omgekeerd bioritme van de stemming, namelijk 's ochtends beter, 's avonds slechter, samen met onrust, malen en agitatie (de zogenaamde geagiteerde depressiviteit). Wanneer monotherapie niet voldoende herstel geeft, combineer ik sneller dan gewoonlijk meerdere antidepressiva tegelijk; • namelijk in de therapie van echte therapieresistente depressie, onder andere NARI, SNRI en SSRI. • eveneens zonder nevenwerkingen met normale laboratoriumwaarden en normale bloeddruk. Bij de meest weerstandige depressies gebruiken we een veilige combinatie van MAO-remmers met NARI en SNRI met voldoende dominantie van noradrenaline en dopamine. In dit boek wordt uitvoerig uitgelegd hoe het komt dat bij deze combinatie van MAO-remmers en heropnameremmers met een overwegend noradrenerg profiel: • de tyraminereactie wegvalt, namelijk geen tyraminedieet nodig. • geen extra gevaar is voor een serotoninesyndroom; vooral omdat de doseringen van de MAO-remmers en de heropnameremmers lager uitkomt dan bij monotherapie. Het is absoluut nodig om de twee kernsymptomen van de diagnose van de echte vitale depressie terug te vinden in de anamnese en de heteroanamnese, namelijk: • ernstige doorslaapstoornissen vanaf 02.00u à 03.00u met wakker worden met angst en bezorgdheid, namelijk geen neutrale doorslaapstoornissen • typisch vitaal bioritme, dit wil zeggen 's ochtends en bij het vroeger wakker worden veel ergere depressieve klachten dan in de late namiddag en 's avonds die meestal beter zijn en soms zelfs met een duidelijke opklaring. Voorlopig besluit: als we deze alternatieven beter implementeren en grondiger bestuderen, is in de behandeling voor depressie geen nood aan psychedelica.