...

"Het onderzoek was al gestart voor ik in het laboratorium begonnen ben, door twee collega's, onder wie een oncoloog-voedingsspecialist, die de prognostische waarde van de samenstelling van het vetweefsel, vooral in de spieren, wilden evalueren bij patiënten met een gemetastaseerde colorectale kanker. Daar is in de literatuur niet veel over te vinden. Tot hun grote verrassing bleek het vetweefsel een prognostische waarde te hebben", legde dr. Maëlle Anciaux uit."Het laboratorium is dit dan verder gaan uitpluizen. In aanvulling op mijn thesis ben ik de invloed van de lichaamssamenstelling op de overleving gaan onderzoeken bij patiënten met slokdarmkanker. Een andere collega doet dat bij patiënten met een plaatselijk gevorderde colorectale kanker en we gaan dat ook doen bij patiënten met pancreas kanker en patiënten met levermetastasen."Wat onderzoekt u precies?"Voor ons onderzoek naar de prognostische betekenis van de lichaamssamenstelling maken we gebruik van de gegevens van een CT-scan en een 18FDG-PET-scan. Het softwareprogramma geeft informatie over het spierweefsel, maar ook over het vetweefsel.Het is nu ruimschoots bewezen dat vetweefsel niet alleen dient om energie op te slaan. Vetweefsel lijkt een echt endocrien compartiment, en dat wilden we verder analyseren. Zo hebben we de invloed van de lichaamssamenstelling onderzocht op de prognose van patiënten met een invasieve slokdarmkanker. We zijn daarvoor uitgegaan van de dossiers van 155 patiënten bij wie de diagnose was gesteld tussen 2005 en 2017, om na te gaan of de hoeveelheid en de kwaliteit van het vetweefsel invloed hebben op de prognose van de patiënten."Kunt u de resultaten wat verder toelichten?"We hebben de dossiers grondig doorgenomen om een maximum aan klinische gegevens te verzamelen. We hebben vastgesteld dat het kankerstadium en het CRP-gehalte een prognostische waarde hebben en de body mass index blijkbaar niet.De studie leert dus dat een bepaling van de body mass index niet volstaat. Je moet de lichaamssamenstelling grondiger analyseren om prognostische informatie te verkrijgen al op het moment dat de diagnose wordt gesteld. Wij hebben aangetoond dat een geringe dichtheid van het onderhuidse vet en een geringe dichtheid van het viscerale vet correleren met een betere overleving. Bij multivariate analyse correleerde een model gebaseerd op de dichtheid van het onderhuidse vetweefsel, het kankerstadium en het CRP-gehalte het best met de totale overleving.We onderzoeken nu of dat ook zo is op andere tijdstippen tijdens het ziekteverloop, bijvoorbeeld voor de heelkundige ingreep, bij patiënten die chemotherapie en/of radiotherapie hebben gekregen, om na te gaan of die behandeling invloed heeft op de dichtheid van het onderhuidse of het viscerale vetweefsel. En we gaan dat ook doen bij patiënten die voor de operatie nog geen behandeling hadden gekregen, om na te gaan of de tijd tussen twee analyses meespeelt. Op grond van die nieuwe gegevens zullen we weten of de initiële analyse, die ik hier heb gepresenteerd, voldoende is dan wel of een analyse op een ander tijdstip of de veranderingen die worden waargenomen tussen twee analyses, beter zijn.Er wordt almaar meer belang gehecht aan de voeding en meer in het algemeen aan de paramedische aspecten in aanvulling op de standaardbehandeling van kanker. Onze studie sluit daarbij aan. Het is uiteraard nog te vroeg om iets te zeggen over de klinische relevantie van die onderzoeken, maar het zou weleens kunnen dat we de prognose zouden kunnen verbeteren door de lichaamssamenstelling te wijzigen met nog nader te bepalen middelen, waaronder zeer waarschijnlijk de voeding."