...

Dat treft, want de incidentie van diabetes type 1 stijgt, om redenen die niet helemaal duidelijk zijn. Bovendien komt de ziekte in België bij steeds jongere kinderen tot uiting. Wat ongenaakbaar overeind blijft: diabetes type 1 is een auto-immuunziekte, waarbij de bètacellen van de pancreas vernietigd worden.Intussen weet men dat verschillende types autoantilichamen verschijnen in het kader van de auto-immune aanval, en dit soms zelfs al jaren alvorens diabetes ontstaat. Vaak treden autoantilichamen tegen insuline als eerste op. In internationale studies zag men de seroconversie pieken tussen de leeftijd van 9 maanden en 3 jaar, maar ze doet zich al op jongere leeftijd voor."Vandaar de hypothese dat men diabetes type 1 kan voorkómen door het immuunsysteem op jonge leeftijd 'op te voeden', zodat het zich niet tegen insuline en de bètacellen keert", stelt professor Casteels. "Insuline wordt daarbij oraal toegediend. Het hormoon wordt in de darm afgebroken. De epitopen komen in de darmwand in contact met de cellen van het immuunsysteem, die ze op een gunstige manier beïnvloeden. Het principe is vergelijkbaar met de aanpak voor notenallergie: kinderen die op jonge leeftijd noteneiwit krijgen, ontwikkelen op lange termijn minder vaak een notenallergie. Kortom, we streven naar tolerantieinductie."In het verleden toonden studies al aan dat orale insuline bij dierproeven het ontstaan van diabetes kan voorkómen. Bemoedigende resultaten zijn ook naar voren gekomen uit de Pre-POInT-studie, die werd uitgevoerd bij kinderen tussen 2 en 7 jaar zonder autoantilichamen, maar met een familiale voorgeschiedenis van diabetes type 1. Daaruit blijkt dat het dagelijks toedienen van een hoge dosis oraal insuline (67,5 mg) leidt tot een meer tolerogeen immuunsysteem. Er treedt een verschuiving op van effector T-cellen naar regulatorische T-cellen.Deze gegevens vormen de basis van de POInT-studie: een placebogecontroleerde dubbelblinde studie, waarbij het concept zal uitgetest worden bij baby's tussen de leeftijd van 4 en 7 maanden met een verhoogd risico van diabetes type 1 (zie ook kader POInT).Vooraleer men deze preventiestudie kan uitvoeren, is het belangrijk om kinderen met een verhoogd risico op diabetes type 1 te identificeren. Ook daarrond is een onderzoek gestart: de Freder1k-studie.In ongeveer 10% van de gevallen treft diabetes type 1 kinderen met een familiale voorgeschiedenis, maar 90% heeft geen familieleden met de ziekte. Een specifieke genetische test werd daarom ontwikkeld: op een paar druppels bloed wordt gezocht naar 46 beperkte genmutaties (SNP's, single nucleotide polymorphisms). De resultaten worden verwerkt in een risicoscore. Kinderen met een risico hoger dan 10% op het ontwikkelen van multipele autoantistoffen tegen de bètacel (en dus diabetes) komen in aanmerking voor preventie met orale insuline. Ter vergelijking: bij de algemene bevolking is het risico 1 op 250. De test is gratis en beschikbaar in centra die deelnemen aan de Freder1k-studie (zie kader Freder1k).