...

Angst is een gewaarwording die onontbeerlijk blijkt voor de overleving van het individu, en bij uitbreiding, de soort. Net zoals volwassenen hebben kinderen verschillende vormen van angst, met een wisselende intensiteit. Soms is er voor de angst geen reële basis, bijvoorbeeld wanneer een kind bang is om een spook tegen te komen. In andere gevallen is er een directere verwijzing naar de realiteit, denken we aan concepten zoals ziekte of dood. Mandy Rossignol, professor psychopathologie en neuropsychologie aan de universiteit van Mons, wijst erop dat angst meestal te maken heeft met de ontwikkeling van de kinderlijke verbeelding en met de manier waarop het kind zijn onmiddellijke omgeving interpreteert. In die context is angst normaal en zelfs nuttig. Als angst intens en persisterend wordt, mag men van een angststoornis spreken. Die verstoort dan het dagelijkse leven van het kind en het gezin. Als er geen oplossing voor geboden wordt, komt het psychisch evenwicht, het sociale leven, de scolariteit en zelfs de toekomst van het kind als volwassene in het gedrang. Doorgaans kent angst een specifieke evolutie tijdens de ontwikkeling van het kind. Vanaf de leeftijd van zes maanden herkent het kind zijn naasten. Rond acht maanden wordt het bang als het een onbekend gezicht ziet. Het kind leert hiermee omgaan, maar daarna neemt separatieangst het over. Dat vertaalt zich in huilen als het tijd is om naar bed te gaan of bij het afscheid aan het begin van de schooldag. Stap voor stap zal het kind leren leven zonder de permanente aanwezigheid van de ouders. Geleidelijk ontstaan nieuwe vormen van angst, naarmate de verbeelding van het kind zich ontwikkelt. Het wordt bang voor grote dieren (zoals grote honden), bovennatuurlijke schepsels (spoken, heksen, vampiers, en zo meer) en voor de duisternis - of meer bepaald voor donkere hoeken waar die 'monsters' zich mogelijk schuilhouden. Dit soort angst kan aanhouden tot de leeftijd van ongeveer acht jaar. Op dat ogenblik beseft het kind dat spoken en heksen niet bestaan, en dat er thuis geen wilde dieren aanwezig zijn. Tegen die tijd krijgt het meer hoogte van de realiteit, zodat het een meer rationele angst ontwikkelt voor andere bedreigin- gen: die waarover het volwassenen hoort spreken en die in de media breed worden uitgesmeerd: ziekte, oorlog, ongevallen, de dood van zijn naasten, enzovoort. Sociale angst treedt op rond het begin van de adolescentie, tegen de leeftijd van 12 à 13 jaar. De prille adolescent is bang om belachelijk, dom of niet zoals anderen te zijn. Hij of zij maakt zich zorgen om zijn uiterlijk, de omgang met vrienden, liefdesrelaties, sociale vaardig- heden en de toekomst. Het achtereenvolgens optreden van al die vormen van angst in een specifieke volgorde heeft te maken met de psychische ontwikkeling van het kind. Een zuigeling weet niet wanneer iets lachwekkend is, en kan zich daar dus ook niets bij voorstellen.Prikkels moeten dan ook aangepast worden aan het ontwikkelingsstadium van het kind. "Voor een vierjarige met angst voor spoken is een tekenfilm waarin een vriendelijk spookje optreedt perfect aanvaardbaar", aldus prof. Rossignol. "Maar een griezelfilm zoals The Exorcist verstoort totaal zijn be- leving van angst, omdat hij nog niet de mentale capaciteiten heeft om correct te interpreteren wat hij ziet. Dit kan een angststoornis veroorzaken, met in- begrip van posttraumatische stress." Angst maakt deel uit van het gewone leven. Maar als bepaalde vormen van angst persisteren op een leeftijd waarop ze normaal gezien al verdwenen zijn, dan moet men zich afvragen of er soms sprake is van een angststoornis. Zo verdient een kind van negen jaar dat volkomen angstig wordt als het eventjes zonder zijn moeder verder moet, toch wel enige aandacht. Evenzo moet men denken aan een fobie bij een jongen of een meisje van twaalf jaar met een diepgewortelde angst voor honden. Angst ontstaat doordat men anticipeert op een onaangename gebeurtenis. Op zich heeft dat niets met disfunctie te maken. Het is zelfs normaal om al eens bang te zijn. Welke student is nooit angstig voor een examen? Welke acteur voelt zich nooit eens ongemakkelijk net voor een optreden? We spreken pas van pathologie als de angst aan de controle van de persoon ontsnapt omdat ze zonder aanleiding optreedt of disproportioneel is, en op die manier het dagelijkse leven verstoort. Angststoornissen komen voor bij 10% van de kinderen en adolescenten. Het is één van de meest voorkomende psychische stoornissen in die leeftijdsgroep. Angststoornissen zijn in grote trekken dezelfde bij kinderen en adolescenten als bij volwassenen: specifieke fobieën, de paniekstoornis, gegenera-liseerde angst, sociale angst, post-traumatische stress en de obsessioneel- compulsieve stoornis. Maar volgens Mandy Rossignol en Erika Wauthia, postdoctoraal onderzoekster aan de universiteit van Mons, staan bij kinderen twee stoornissen op de voorgrond: separatieangst en sociale angst. Als ze niet of verkeerd behandeld worden, kennen angststoornissen bij het kind een ongunstige evolutie tijdens de adolescentie en het volwassen leven. Angstige kinderen groeien dan vaak uit tot angstige en depressieve adolescenten. Soms komen daar nog andere stoornissen bovenop, zoals een obsessioneel-compulsieve stoornis of een neiging tot misbruik van alcohol. Mensen die als kind angstig waren, hebben op volwassen leeftijd niet alleen vaker last van angst en depressie, maar ook van sociaal isolement. Dit kan evolueren naar een sociaal disfunctioneren, waarbij de volwassene moeilijkheden heeft om hogere studies aan te vatten of werk te vinden. In sommige gevallen moet de betrokkene genoegen nemen met een baan waarvoor hij of zij over- gekwalificeerd is. "Eigenlijk ben ik vrij pessimistisch over de verdere ontwikkeling van vele angstige kinderen", geeft Erika Wauthia toe. "Toch is het niet altijd een verloren strijd. Angst moet zo snel mogelijk behandeld worden. Onmiddellijk ingrijpen verhoogt de kans dat men de evolutie van de ziekte kan ombuigen. Maar als het kind aan zijn lot overgelaten wordt, bestaat er een reëel risico dat het zijn angststoornis meeneemt naar het volwassen leven." Mandy Rossignol en Erika Wauthia wijzen erop dat de school voor kinderen een plaats bij uitstek is waar ze hun sociale vaardigheden ontwikkelen. Dat verklaart waarom angst vaak net op school tot uiting komt, zodat sommige kinderen zelfs weigeren om nog naar school te gaan. Psychiaters en psychologen spreken van 'schoolangst'. Het beeld is typisch: het kind weent 's morgens vóór de schooldag begint, of het krijgt een woedeaanval, voelt zich misselijk, heeft buikpijn of braakt. De oorzaken kunnen zeer uiteenlopend zijn. Als de psychotherapeut efficiënt wil zijn bij het opzetten van zijn behandeling, moet hij volgens Mandy Rossignol eerst begrijpen wat de functie is van het probleemgedrag. Neem nu de schoolangst. Waarom wil het kind niet naar school? Is het bang voor een wiskunde- toets? En zo ja, is het bang voor een slecht resultaat of heeft het gewoon geen zin om te studeren? Een totaal andere verklaring zou zijn dat het kind bang is om afscheid te nemen van zijn moeder, omdat die onderweg misschien wel het slachtoffer wordt van een ongeval. Of nog een andere mogelijkheid: het kind krijgt op de speelplaats slaag van andere kinderen. Misschien heeft het geen vriendjes. Misschien heeft de lerares op een dag gezegd: ' Jij bent ook de slimste thuis niet, he', waardoor het kind zich nu belachelijk voelt tegenover zijn klasgenoten. Het antwoord op die vragen maakt het voor de therapeut mogelijk de interventie heel gericht op te zetten.