...

Aan het woord is dokter Marc Moens, voorzitter van het Vlaams Artsensyndicaat. Volgens hem zijn de Belgische chirurgen in hetzelfde bedje ziek als hun Nederlandse collega's (zie blz. 4). Niet onbelangrijk daarbij is dat een groot aantal ziekenhuisopnames gerelateerd is aan heelkunde. De problematiek gaat dus verder dan het specialisme op zich. Maar eerst is er een typisch vaderlands probleem: hoe aan betrouwbare data geraken? Marc Moens: "Mijn ervaring als lid van de federale planningscommissie van het medisch aanbod en als auteur van 28 jaarrapporten als secretaris-generaal van het Verbond der Belgische Specialisten, leert me hoe moeilijk het is om exacte cijfers te vinden over het aantal beroepsbeoefenaars, in casu van de chirurgen. Ik zal het verder alleen hebben over algemene chirurgie, met Riziv-erkennings-nummer eindigend op 140." Dokter Moens wijst erop dat de FOD Volksgezondheid geen opsplitsing maakt tussen bijvoorbeeld thoracale, vasculaire, pediatrische, oncologische, traumatologische ... chirurgie. "Het Riziv zou dit indirect kunnen afleiden uit een combinatie van nomenclatuurprestatiecodes en ziekenhuisdiensten, maar gezien de grote complexiteit en de onzekerheid van de gegevens gebeurt deze oefening niet", voegt Marc Moens eraan toe. Voorts zijn er grote verschillen tussen de Riziv-cijfers en de statistieken van de FOD Volksgezondheid. "Eén voorbeeld: in het meest recente rapport over de arbeidsmarkt voor artsen-specialisten in de heelkunde (juni 2019) telt de FOD Volksgezondheid voor het jaar 2016 2.117 chirurgen[1]. Volgens de lijsten van de Riziv-accrediteringsstuurgroep waren er op hetzelfde moment slechts 1.552 chirurgen[2]." In bijgaande tabel zet dokter Moens de stijging van het totaal aantal artsen (+44%) en van het totaal aantal artsen specialisten in opleiding (+87%) in de loop van de laatste 20 jaar af tegen de toename van het aantal ASO's chirurgie (+22%). "Wat erg opvalt is de stagnatie van het aantal chirurgen in opleiding", stelt hij. "Het patiëntenbestand in algemene heelkunde, een oudere discipline, kan niet toenemen zoals in andere niet-snijdende disciplines. Bovendien worden sommige prestaties overgenomen door interne disciplines zoals gastro-enterologie en pneumologie. Andere snijdende disciplines palmen sommige delen van de algemene chirurgie in - gynaecologen met borstchirurgie, orthopedisten en/of plastisch chirurgen met handchirurgie, dermatologen met de behandeling van veneuze pathologie." Uit het voorgaande concludeert dokter Moens dat de chirurgen al aan autoregulatie deden. Of dat volstaat blijft zeer de vraag. Hij verwijst naar een advies over chirurgie van de Koninklijke Academie van Geneeskunde van België (KAGB). Het dateert al uit 2016 en het vermeldt chirurgie als een "specialisme waarin afstuderende artsen geen werk meer vinden, doordat er teveel ASO's worden opgeleid"[3] . Marc Moens: "Tal van pas gespecialiseerde chirurgen vragen om als resident nog enkele jaren in hun opleidingsziekenhuis te mogen blijven. Enerzijds omdat ze te weinig ervaring opdeden tijdens hun assistentschap en anderzijds omdat ze elders geen werk vinden. Een probleem vergelijkbaar met dat van de Nederlandse collegae." Voor Marc Moens wordt het hoogtijd dat de nog op te richten planningscommissies van de gemeenschappen het aantal opleidingsplaatsen aanpast aan de reële maatschappelijke behoefte aan chirurgen. "En niet langer", zo voegt hij eraan toe, "aan de bestaffingsnoden van ziekenhuizen met goedkope ASO-werkkrachten. De universiteiten en de coördinerende stagemeesters moeten hier eindelijk hun primordiale rol opnemen. Dit geldt trouwens ook voor andere disciplines die het rapport van de Academie vernoemt zoals radiotherapie, cardiologie, nefrologie en röntgendiagnose."