...

Robert Macfarlane geniet faam als natuurschrijver en is de voortrekker van een literair genre waarin de verbanden tussen mens en om geving geëxploreerd worden. Macfarlane koppelt persoonlijke beleving aan historische en biologische context.Ook in dit boek over het onderaardse verkent hij in tunnels, kelders en grotten de kronkels van de menselijke geest. Hij brengt in kaart hoe en waar de verhalen van mensen vervlochten zijn met wat zich onder het aardoppervlak afspeelt, in zoutmijnen, grafkelders, catacomben en afvoerpijpen, in een gelaagd verhaal waarin literatuur, documentaire, filosofie en wetenschap elkaar vinden.Onder de grond wordt tastbaar wat bovengronds niet zichtbaar is. Grotten en gletsjers zijn plekken met een lang geheugen. Ze houden lucht vast van honderdduizenden jaren en in ondergrondse zalen groeien stalactieten aan een snelheid van enkele centimeters per eeuw.In de benedenwereld betreed je de 'diepe tijd'. Macfarlane gidst je langs miljoenen jaren oude rotsformaties naar fysici die in een lab, in een onderzeese zoutmijn in Yorkshire, sporen proberen op te vangen van de voorlopig mysterieuze 'donkere materie'. Hij laat je ook in de toekomst kijken, in een bergplaats voor radioactief afval, om 'de toekomst te beschermen tegen het heden'.Macfarlane schrijft een lyrisch, eigenzinnig proza dat in de technische ver taling zijn poëtische, bez werende glans verliest. Hij ontwikkelde die eigen epische taal om de complexe relatie van de mens met zijn omgeving onder woorden te kunnen brengen. Hij probeert zo door te dringen in de gedachten en gevoelens van de mensen van lang geleden, die in Noorse grotten pre historische inscripties achterlieten of van de stadsspeleologen in de catacomben van het Parijs van nu, die in riolen, tunnels en eeuwenoude kalkgroeven een ondergrondse subcultuur hebben opgebouwd. Macfarlane heeft een hoge mate van claustrofilie, wat niet verhinderd dat je als lezer met hem het gewicht van de tonnen aarde boven hem vaak voelt wegen op zijn gemoed.Telkens hij terugkeert uit de benedenwereld brengt hij de diepe tijd mee naar de oppervlakte. Dan realiseert hij zich hoe zeer ons denken een kortetermijndenken is. Met het antropoceen hebben we zelfs ons eigen geologische tijdperk opgestart. Denkend aan de menselijke artefacten van 5- of 10.000 jaar geleden stelt Macfarlane zich de vraag: Zijn we goede voorouders voor zij die na ons komen? Welke sporen zullen zij van ons vinden?In het laatste hoofdstuk bezoekt hij de Finse opslagplaats voor radioactief afval. Aan de rotskust op 500 meter diepte, wil Finland zijn kern afval opslaan voor de komende honderd millennia. Hij ging naar Onkalo met het idee dat het de meest hopeloze, duistere plek van zijn hele zoektocht zou zijn, waar de mens het ergste opbergt wat ooit gemaakt is.Het bleek een van de hoopvolste plekken te zijn waar hij kwam. Het heeft zelfs iets ontroerends want 'hier wordt langzaam en op praktische wijze een gigantisch probleem opgelost, naar best vermogen van een menselijke samenleving'. Het is misschien niet volmaakt, maar getuigt van een zorg die zich over duizenden generaties heen uitstrekt, veel verder dan de menselijke soort misschien kan blijven bestaan, met of zonder klimaatverandering. Ook in de donkerste hoeken van onze planeet kiert nog een lichtstraal naar binnen.