...

Voor Herman Nys, em. professor medisch recht KU Leuven, zou men - afgaande op het opschrift van de nieuwe wet - kunnen denken dat men radicaal breekt met de wettelijke regels die de uitoefening van de verpleegkunde regelen. Toch moet een en ander in perspectief worden geplaatst. De Wet betreffende de Uitoefening van Gezondheids-zorgberoepen (WUG, het vroegere KB nr.78) stelt nergens de onwettige uitoefening van de verpleegkunde uitdrukkelijk strafbaar. Dit in tegenstelling tot wat het geval is voor de onwettige uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde. Wel bepaalt artikel 124, 1° van de WUG dat wie activiteiten van de verpleegkunde verricht zonder de wettelijke voorwaarden te vervullen, strafbaar is. Het resultaat is natuurlijk hetzelfde maar het valt wel op dat de straffen aanzienlijk minder streng zijn dan voor de onwettige uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde. Vanuit het oogpunt van gelijke behandeling kunnen daarbij vragen worden gesteld. Belangrijker is dat diezelfde bepaling stelt dat zij niet van toepassing is op - onder meer - vroedvrouwen, kinesitherapeuten en paramedici wanneer zij verpleegkundige handelingen verrichten 'voor wat betreft de reglementaire uitoefening van hun beroep'. Toegegeven, dit is geen al te duidelijke bepaling. Er blijkt toch wel uit dat de 'beschotten' tussen verpleegkunde en andere WUG-beroepen ook voor de wet van 6 november 2020 niet van beton waren. De WUG liet trouwens ook al voor die wet van 6 november toe dat wie (nog) geen WUG-beroep beoefent, toch verpleegkundige handelingen mag stellen. Zo mogen studenten in de geneeskunde, in de kinesitherapie en studenten in opleiding voor een paramedisch beroep verpleegkundige activiteiten verrichten in het kader van hun opleiding. Vanuit juridisch oogpunt is het wel belangrijk dat de beoefenaars van een ander WUG-beroep en de vermelde studenten wettelijk niet bevoegd zijn verpleegkundige activiteiten te verrichten. De WUG laat hen enkel toe die activiteiten te verrichten zonder strafbaar te zijn. De wet van 6 november 2020 beoogt evenmin om niet-verpleegkundigen, of ze nu een ander WUG-beroep uitoefenen of niet, de wettelijke bevoegdheid te geven om verpleegkundige activiteiten te verrichten. In het opschrift van die wet is sprake van 'toe te staan' dat dergelijke activiteiten door onbevoegden worden verricht. In artikel 2 is op enkele plaatsen sprake van onbevoegden die daartoe 'gemachtigd' zijn. De onbevoegden zijn en blijven onbevoegd. Artikel 2, 1° bepaalt uitdrukkelijk dat 'na uitputting van alle andere bestaande middelen om wettelijk bevoegde personen (lees: verpleegkundigen en zorgkundigen) te mobiliseren, de mobilisatie van niet-wettelijk bevoegde personen het laatste redmiddel is'. En artikel 2, 2° bepaalt dat 'de activiteiten prioritair worden toevertrouwd aan de personen wier opleiding het dichtst aansluit bij dat van verpleegkundige' rekening houdend met de behoeften aan verplegend personeel en de complexiteit van de te verstrekken verpleegkundige zorg.