...

Antoni van Leeuwenhoek stuurde in september 1683 een brief naar de secretaris van de Royal Society in Londen waarin hij zijn dagelijkse tandhygiëne beschrijft: 'Mijn gewoonte is, des morgens mijn tanden met zout te vryven, en dan mijn Mont te spoelen, met water, en wanneer ik gegeten heb, veeltijts mijn kiesen met een tant-stooker te reijnigen, als mede deselven wel met een doek stark te vrijven, waar door mijn kiesen en tanden, soo suijver en wit blijven, alsr weijnig menschen van mijn jaren sijn...' Toch bleef er een hardnekkige witte materie achter die zo dik was als een laag 'beslagen meel'.Toen hij deze materie voor de lens van zijn zelfgemaakte microscoopje hield zag hij niets, maar toen hij er speeksel aan toevoegde bleek het staal te krioelen van leven. Het waren 'dierkens', zoals hij er al eerder had gevonden in water van plassen, meertjes of grachten. De natuur bleek overal te wriemelen buiten het bereik van het blote oog, zelfs in de mond. Hij onderzocht de dentale flora bij kinderen, bejaarden, mensen met en zonder tandhygiëne, voor en na het nuttigen van alcohol of spoeling met azijn. Hij kon minstens drie soorten diertjes onderscheiden waarvan de populaties mee bepaald werden door de ecologische omstandigheden in de mond. Het zou nog bijna 200 jaar duren voor deze diertjes als bacteriën geïdentificeerd werden en hun relatie met de mens kon uitgezocht worden. Met tientallen verhalen zoals deze gidst de historicus Hans Mulder in De ontdekking van de natuur de lezer door vier eeuwen natuurhistorie. Van Leeuwenhoek is een van de vele bekende en minder bekende figuren die de geschiedenis van het natuuronderzoek mee gestalte geven, van Albrecht Dürer, Alexander von Humboldt, Maria Sibylla Merian, Georg Rumphius, Carolus Linneaus, Buffon en Hugo de Vries tot Charles Darwin. Mulder is conservator Natuurlijke Historie bij het Allard Pierson Museum in Amsterdam en bibliothecaris van de Artis Bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam. Hij geeft al jaren lezingen over hoe ontdekkingsreizigers, onderzoekers en kunstenaars de natuur probeerden te begrijpen, inventariseren en weer te geven. Hij maakte daarbij dankbaar gebruik van de intellectuele en kunsthistorische schatten in die collecties. Het voorbije jaar werd hij door corona en de sluiting-wegens-verbouwing van de bibliotheek tot thuiswerken gedwongen en maakte hij van de situatie gebruik om zijn verhalen te bundelen, geïllustreerd met een rijke greep uit boeken, handschriften, herbaria, atlassen, tekeningen, aquarellen en objecten uit de schatkamers onder zijn beheer. Zijn verhaal begint bij de Liber chronicarum uit 1493 (waarin voor het eerst alle kennis over de hele wereld en haar geschiedenis werd bijeen gebracht) en loopt tot Darwins On the origin of species uit 1859 (waarmee een nieuwe evolutionaire kijk op het leven ingang vond). Planten, bloemen, dieren, vogels, bacteriën, draken en insecten vormen de leidraad in een uit de losse pols maar grondig onderbouwd betoog waarin Hans Mulder laat zien hoe de symbiose tussen wetenschap en kunst leidt tot meer kennis over het ontstaan en de samenhang van het leven. Die zoektocht naar inzicht is nog lang niet ten einde, de verwondering wordt dankzij boeken als deze alleen maar groter.