...

Godderis is thuis in onderzoek en de praktijk: hij is gewoon hoogleraar aan het Centrum voor Omgeving en Gezondheid van de KU Leuven en CEO bij de preventiedienst IDEWE. Hij schreef dit boek uit onvrede over de manier waarop we omgaan met langdurig zieke medewerkers. We wachten vandaag nog veel te lang om in te grijpen, zegt Godderis in een gesprek met Artsenkrant. Hoe langer de arbeidsongeschiktheid duurt, hoe moeilijker de re-integratie immers wordt. "Een ziekte-attest is te vergelijken met een geneesmiddel. Geneesmiddelen helpen bij de genezing, maar als je ze frequent of langdurig gebruikt kunnen er ongewenste bijwerkingen optreden. Ook een ziekte-attest heeft nadelige gevolgen bij langdurig gebruik. Hoe langer je wacht om de terugkeer naar werk te bespreken, hoe moeilijker die terugkeer wordt." Uit onderzoek blijkt het kantelpunt rond drie maanden te liggen. "Iemand die al drie maanden thuis zit, heeft een nieuw evenwicht in zijn leven gevonden. Tegelijk nemen ook de onzekerheid - zal ik mijn job nog wel aankunnen? - en angst voor de reacties van leidinggevenden en collega's toe." "Maar ook in het bedrijf is een nieuw evenwicht ontstaan. De taken zijn herverdeeld, er is misschien iemand tijdelijk bijgekomen. En ook hier is er onzekerheid: zal de medewerker zijn oude job nog wel aankunnen?" Godderis pleit er daarom voor om al in de acute fase (week 1 tot 4) en subacute fase (week 5 tot 12) van arbeidsongeschiktheid te werken aan re-integratie. "In de acute fase is het gezondheidsprobleem nog de hoofdreden van de afwezigheid. Bij de meeste afwezigheden betreft het infectieziektes, die eigenlijk spontaan overgaan. Je hoeft daarvoor niet naar een arts te gaan." Een ziektebriefje voor drie dagen is dan vaak contraproductief, want dan blijven mensen ook effectief drie dagen thuis, zegt Godderis. "Bij afwezigheden omwille van rugproblemen, pijnklachten of mentale gezondheidsklachten is het belangrijk om al van in het begin contact te houden. Dat is trouwens maar normaal in een menselijke relatie - als je tien jaar met iemand samenwerkt, pols je hoe het gaat en of je iets kan doen. Onafhankelijk van de pathologie blijkt zo'n contact een heel bepalende factor te zijn voor de duurzame terugkeer. Als dat contact er niet is, dan wordt de drempel om terug te keren alleen maar hoger." Tussen één en drie maanden is het initiële medische probleem niet meer de enige oorzaak voor het voortduren van de arbeidsongeschiktheid. Louter focussen op medisch herstel volstaat dus niet meer als werkhervatting het doel is. Godderis noemt deze subacute fase een 'window of opportunity': door bijkomende begeleiding stijgt de kans op werkhervatting. "Het is heel belangrijk om als arts te kijken welke risicofactoren voor langdurige arbeidsongeschiktheid er bestaan. We hebben daar uitgebreid onderzoek en een voorspelmodel ontwikkeld." Wat blijkt: de pathologie an sich speelt eigenlijk geen rol. "De belangrijkste factor is de perceptie van de eigen gezondheid en van de kans op terugkeer naar werk." "Een tweede categorie factoren hangt samen met stress die iemand ervaart op het werk en in de thuissituatie. De derde categorie factoren is werkgerelateerd en heeft te maken met de betekenis van de job. Vind je je werk betekenisvol? Kan je jezelf ontwikkelen? Heb je een goede relatie met je collega's en leidinggevende? De fysieke zwaarte van het werk blijkt geen rol te spelen. Tot slot zijn er persoonsgerelateerde factoren zoals leeftijd - hoe ouder, hoe hoger de kans op een zwaardere en chronische pathologie - en geslacht, maar ook perfectionisme is een risicoverhogende factor." "De boodschap voor de zorgverlener is dus: staar je in deze fase niet blind op de medische factoren. In ons model werd de diagnose zelfs niet weerhouden als factor, ook al hebben we die ingebracht. Pols hoe de patiënt zijn gezondheid inschat, wat je kan doen om ervoor te zorgen dat hij zich beter voelt, hoe werk kan helpen bij herstel en genezing." Daarom is doorverwijzing naar een arbeidsarts in deze fase al erg belangrijk, zegt Godderis. "De huisarts zit in een moeilijke situatie. Enerzijds wil je de vertrouwensrelatie met je patiënt niet kwijt, maar anderzijds ben je een poortwachter. Bij kort verzuim zal dat meestal niet zoveel problemen geven. Maar eenmaal de afwezigheid langer dan een maand duurt, zie je dat huisartsen ook niet goed weten hoe ze een patiënt kunnen begeleiden naar het werk." "Ik pleit ervoor om dan - net zoals bij een medisch probleem dat de huisarts niet zelf opgelost krijgt - gericht door te verwijzen naar een specialist. Als het over werk gaat is dat een arbeidsarts. Huisarts en arbeidsarts moeten daar echt een samenwerking aangaan." Godderis stelt ook voor om van 'terug-naar-werk' een volwaardig zorgpad te maken, naar het voorbeeld van het zorgtraject diabetes. "Er zijn heel wat actoren bezig met re-integratie. De bevoegdheden daarover zijn verdeeld over het regionale en federale niveau, en bij elk van die actoren is er vaak een voorwaarde, alvorens dat je bij die actor terechtkomt. De meeste patiënten en artsen zijn daar niet in thuis, zodat het erg onduidelijk is bij wie je waarvoor terechtkan. Met een vooraf afgebakend zorgpad moeten patiënt of arts niet meer zelf hun weg zoeken." Godderis geeft burn-out als voorbeeld. "In een zorgpad zit dan een diagnostisch-therapeutisch traject, maar ook een doorverwijzing naar een terug-naar-werk-actor, om de terugkeer voor te bereiden. De huisarts krijgt een financiële vergoeding voor de coördinatie van dat zorgtraject. Je kan ook de patiënt een financiële stimulus geven, bijvoorbeeld door het remgeld bij een psycholoog of psychiater te laten vallen." Het succes van zo'n zorgpad staat of valt met goede multidisciplinaire samenwerking tussen huisarts, psycholoog, arbeidsarts en andere zorgverleners, hulp- en welzijnswerkers. De eerstelijnszone is het aangewezen niveau om de verschillende actoren samen te brengen en elkaars rol te leren kennen, zegt Godderis. "We hebben daarvoor een ondersteuningsinstrument ontwikkeld, dat momenteel uitgetest wordt in ELZ's in Leuven en Noord-Limburg. Als er artsen geïnteresseerd zijn in deze topic, we organiseren ook workshops rond verschillende pathologiegroepen. Ik doe een oproep om samen mee na te denken en hiermee aan de slag te gaan." Als we sneller en vaker een beroep doen op de arbeidsarts, dreigen we dan niet naast een tekort aan huisartsen ook een tekort aan arbeidsartsen te krijgen? "In de zorg heb je overal taakdelegatie. De huisarts wordt ook ondersteund door praktijkverpleegkundigen. Arbeidsartsen zouden uitvoerende taken kunnen delegeren aan verpleegkundigen die opgeleid zijn in disability management. Je zou een soort triage kunnen doen bij aanmelding: een lichte problematiek kan door de verpleegkundige opgevangen worden, terwijl je bij een complexere pathologie of situatie de arbeidsarts inzet." "Als er conflicten op het werk een rol spelen, dan kan een preventieadviseur een geschiktere actor zijn. Maar ik zou het wel altijd onder de verantwoordelijkheid doen van een arbeidsarts, omdat je dan in een medisch kader werkt en medische informatie op een veilige manier, met respect voor de privacy, kan doorsturen naar een arts." We moeten ook anders over arbeids(on)geschiktheid gaan denken, zegt Godderis. Vandaag is dat te veel een zwart-wit beslissing: iemand kan werken, of helemaal niet. Er zijn veel tussenvormen mogelijk waarbij iemand nog deeltijds kan werken of bepaalde taken nog wel kan uitvoeren. In zijn boek geeft Godderis het voorbeeld van iemand die na een operatie standaard zes weken arbeidsongeschiktheid voorgeschreven kreeg, zonder enig overleg.We zouden veel meer moeten focussen op wat iemand nog wel kan. "Progressieve werkhervatting is een succesformule. Het is dan ook bizar dat eerst je arbeidsongeschiktheid erkend moet worden vooraleer je daarop kan inzetten. Mensen moeten eerst uitvallen of een arbeidsbeperking hebben, voor ze in aanmerking komen voor ondersteuning." Godderis pleit voor een 'fitnote', een attest waarin de arbeidsarts in samenspraak met de patiënt oplijst wat die wel nog kan en welke beperkingen er zijn. Een moeilijkheid die artsen nu ervaren is dat ze wel ondersteuning en hulp kunnen aanbieden, maar als de patiënt daar niet op ingaat, ze weinig mogelijkheden hebben om iemand die stappen terug naar werk te laten zetten. "En daar zie je dan heel snel weer controlerende mechanismes verschijnen: beleidsmakers willen zo iemand straffen met financiële sancties", zegt Godderis. "Dat is voor mensen die al niet veel verdienen een zeer nadelig effect. Het is dus geen goede maatregel. We moeten mensen vooral veel sneller beginnen te begeleiden in die terugkeer naar werk. Laat ons dat opnemen als gezondheidsdoelstelling en gezondheidszorgdoelstelling. Dan kunnen we vanuit die logica de zorg organiseren."