...

Bij de FOD Volksgezondheid heeft de tabaksinspectie van de inspectiedienst consumptieproducten bezorgdheid geuit rond verschillende gebeurtenissen. In de VS bijvoorbeeld zijn talrijke personen gestorven aan de gevolgen van ernstige longschade na gebruik van e-sigaretten met een patroon waarin THC en vitamine E-acetaat zaten. In België is een jongeman drie jaar geleden gestorven aan longaantasting na gebruik van een e-sigaret. De HGR wijst erop dat de wetgeving momenteel in ons land de verantwoordelijkheid voor de ingrediënten naar de fabrikanten toeschuift. Tot op heden zijn bijna tweeduizend verschillende substanties aangegeven en de facto ook toegelaten. De HGR oordeelt dat deze situatie moet worden uitgeklaard, meer bepaald via het opstellen van een positieve (en beperkte) lijst waarin alleen de ingrediënten voorkomen waarvan de gebruiksveiligheid "redelijkerwijs is aangetoond (...), en waarvan de aanwezigheid als additief toegelaten kan worden in e-sigaretten". (...) In het bijzonder is het van belang dat stoffen die mogelijk hormoonverstorende, genotoxische, kankerverwekkende of kankerbevorderende eigenschappen zouden kunnen hebben niet in deze lijst worden opgenomen. De HGR gaat nog een stap verder en stelt voor de lijst daarna te bevriezen. Het advies van de HGR verwijst ook naar de pod-systemen, waarbij soms nicotinezouten (lactaat, benzoaat, salicylaat, tartraat, ...) worden gebruikt in plaats van vrije nicotine. Aangetoond is dat deze vormen aanleiding geven tot een snellere en hogere resorptie van nicotine.(2) Ze zijn ook aangenamer om te inhaleren omdat ze minder irritatie van de keel veroorzaken, waardoor producten met een hogere nicotineconcentratie (60 mg/ml) kunnen worden vervaardigd. Dit gaat gepaard met een verhoogd risico op nicotineafhankelijkheid. Men kan deze producten onder andere kopen in de VS. Ze zijn verboden in de Europese Unie, maar men kan ze gemakkelijk en discreet verkrijgen via het internet. Het opstellen van een lijst kan worden bemoeilijkt door het feit dat er nog veel gegevens ontbreken, "met name in verband met de toxiciteit door inhalatie en verhitting van de toxische stoffen". De 'do it yourself' maakt het plaatje nog ingewikkelder: sommige gebruikers voegen zelf producten toe die oorspronkelijk niet bedoeld zijn om te worden geïnhaleerd. Het zou allicht niet meevallen om dat soort praktijken te verbieden. De HGR hoopt dus dat er hierover tenminste een degelijke (en regelmatige) communicatie wordt opgezet om gebruikers te wijzen op de risico's die ze lopen. Met andere woorden, de HGR oordeelt dat het gebruik van e-sigaretten niet zonder gevaar is, ongeacht of ze al dan niet nicotine bevatten. In een bijlage bij het advies geeft de HGR een overzicht van de stellingname en visie van verschillende expertgroepen of nationale en internationale organisaties, met het oog op de belangrijke diversiteit aan samenstellingen en apparaten. Toch blijft de HGR zich aansluiten bij het standpunt dat tot op heden algemeen geldt: de e-sigaret mag als duidelijk minder schadelijk worden beschouwd dan klassieke sigaretten. In het advies staat trouwens in zoveel woorden dat "ze voor rokers een beter alternatief vormt dan roken en als rookstopmiddel kan worden gebruikt". Het is duidelijk dat sommige websites en sociale media met deze uitspraak van de HGR zwaaien, terwijl andere overwegingen die in het advies voorkomen zorgvuldig onder de mat worden geveegd. Bijvoorbeeld: "De e-sigaret moet worden gezien als een tijdelijk middel om volledig te stoppen met roken en, bij voorkeur, om daarna ook te stoppen met dampen (tenzij het risico bestaat dat de damper dan weer zou gaan roken)". Niet alle expertgroepen zijn het eens met de positionering van de e-sigaret als middel om te stoppen met roken. Verschillende organisaties zoals de European Respiratory Society (ERS) oordelen dat er onvoldoende bewijs is om te stellen dat de e-sigaret echt nuttig kan zijn als hulpmiddel bij rookstop - sommige studies melden zelfs dat het percentage gebruikers dat afhankelijk wordt van de e-sigaret kan oplopen tot 80%.(3) Omdat roken sterk gecorreleerd is met sociale kwetsbaarheid, wijst de HGR de e-sigaret een plaats toe bij initiatieven om sociaal kwetsbare middens als groep te benaderen in de strijd tegen roken, in de eerste plaats bij zware rokers. Met het oog op de beschikbare kennisgegevens is het redelijk te stellen dat het exclusieve gebruik van de e-sigaret bij (ex-)rokers kan leiden tot een duidelijke daling van de gezondheidsrisico's, op voorwaarde dat de doelgroep wel degelijk stopt met roken, zo zegt de HGR nog. De HGR staat ook stil bij de verpakking van de producten: moet die neutraal zijn, met afbeeldingen die wijzen op de risico's van het gebruik? De consensustekst is dergelijke drastische maatregelen niet genegen, maar pleit wel voor verpakkingen en labels die het gebruik van de e-sigaret door minderjarigen en niet-rokers ontmoedigen. Dat betekent bijvoorbeeld dat felle kleuren moeten worden verboden. De HGR verzet zich ook tegen het afbeelden van cartoonfiguurtjes en het gebruik van aantrekkelijke namen zoals gummy bear, wat doet denken aan de populaire snoepjes van het merk Haribo. Andermaal beseft de HGR dat het implementeren van deze maatregel geen gemakkelijke opgave is, want kleuren en figuren zijn subjectieve gegevens.