...

De eerste studies over de psychologie van het liegen gingen uit van maatschappelijke noden. Het gerecht en de wereld van de economie waren (en zijn nog steeds) de belangrijkste afnemers van gegevens in dit domein. Ze beogen hiermee fraudeurs te ontmaskeren, de betrouwbaarheid van getuigenissen te beoordelen of te kunnen achterhalen wanneer er bij een medisch-juridische expertise geveinsd wordt. Stukje bij beetje is men breder onderzoek gaan doen, maar de vraag blijft: hoe kan men weten dat iemand liegt? Intussen is aangetoond dat mensen zeer verschillend presteren als het erop aan komt 'iemand een leugen te kunnen verkopen'. Sommigen gaan af, anderen blinken uit. Veel homogener is het vermogen om leugens te detecteren. "Op dat vlak is er maar 2% verschil tussen de beste en de slechtste respondenten", meldt prof. Seron, die een boek over leugens gepubliceerd heeft (*). Hoe slechts we leugens kunnen doorprikken, blijkt uit een Amerikaanse meta-analyse die in 2006 werd gepubliceerd. Ze betrof 206 studies, goed voor een totaal van 24.000 deelnemers, die moesten beoordelen of uitspraken al dan niet gelogen waren. Xavier Seron schrijft in zijn boek dat het gemiddelde aantal juiste antwoorden op de vraag 54% bedroeg. Dat is amper iets meer dan wat men door het toeval zou bereiken. Voorts is gebleken dat mensen beter zijn in het detecteren van juiste antwoorden (61%) dan verkeerde antwoorden (47%).De gegevens uit die meta-analyse moeten echter worden genuanceerd, omdat ze in experimentele omstandigheden opgetekend zijn. De deelnemers kijken doorgaans naar een video-opname om iemands woorden te beoordelen. Bovendien zitten er in het voorgelegde bestand meestal 50% juiste en 50% verkeerde uitspraken, terwijl men weet dat in het dagelijkse leven 90% van de uitspraken waarheidsgetrouw is. Hoe dan ook is het opmerkelijk dat er enerzijds zeer gewiekste leugenaars bestaan, en dat we anderzijds heel slecht leugens kunnen detecteren. Dat kan onder andere belangrijk zijn in de rechtspraak en bij medisch-juridische expertises. De psychologie heeft voor leugendetectie twee methoden ontwikkeld. De eerste, en meteen de oudste, berust op het doorgronden van de emoties. Uitgangspunt is dat liegen gepaard gaat met een specifieke emotionaliteit, die tot uiting komt in moeilijk te controleren fysiologische, somatische en gedragsmatige reacties.Aan-wijzingen die iemands psychische toestand weerspiegelen - zoals de gezichtsuitdrukking, rood worden of zweten - zouden een leugenaar dus door de mand kunnen doen vallen."Die theorie houdt geen steek", weet prof. Seron. "Onderzoek toont aan dat het verband tussen emotionaliteit en liegen varieert van de ene persoon tot de andere. Sommige mensen, zeker als ze gewoon zijn om leugens te verkopen, liegen zonder daar emotioneel bij te worden. Andersom kunnen angstige personen achterdocht opwekken zelfs als ze de waarheid zeggen." De Amerikaanse psycholoog Paul Ekman heeft geprobeerd een eenduidig verband te leggen tussen gezichtsuitdrukkingen en de emoties waardoor ze zouden uitgelokt zijn. Hij ontwikkelde een verfijnd coderingssysteem, het Facial Action Coding System, dat steunde op het nauwlettend gadeslaan van de spieren die de mimiek aansturen. "Ekman heeft aangetoond dat als iemand een emotie probeert te verbergen, diezelfde emotie toch even op zijn gezicht tot expressie komt zonder dat hij dat kan vermijden", duidt Xavier Seron. "Het gaat om een micro-expressie van zowat 40 tot 70 milliseconden, die alleen zichtbaar is voor getrainde waarnemers bij het beeld per beeld uitlezen van een video-opname. Maar die techniek maakt het niet mogelijk de verhulde angst van een oprechte persoon te onderscheiden van die van een leugenaar." Sommige onderzoekers verdedigen met hand en tand het idee dat verbale en niet-verbale signalen de emotionele status van de leugenaar verraden. Ze stellen dat de zwakke resultaten die men optekent met de analyse van die signalen te wijten zijn aan de ongewone context van het laboratorium.Een Amerikaans onderzoek, dat in meer realistische omstandigheden werd uitgevoerd, weerlegt dat. Het bestudeerde de video-opname van 52 personen die op de televisie commentaar leverden bij de verdwijning van een naaste. De resultaten bevestigden dat het aankaarten van leugens op basis van emoties weinig betrouwbaar is. De helft van die mensen werden schuldig bevonden aan de moord op de vermiste.In de studie vroeg men een expert die vertrouwd was met Facial Action Coding System om de gezichtsuitdrukking van de personen op de video's te interpreteren. De resultaten waren weinig overtuigend: de expert doorzag minder dan 60% van de leugenaars. Maar hij identificeerde wel meer dan 80% van de mensen die de waarheid vertelden. Het gebruik van de leugendetector is gebaseerd op de analyse van emoties. De meting gebeurt aan de hand van elektrofysiologische parameters zoals het hartritme, de bloeddruk of (en vooral) de elektrodermale respons of huidconductie. "De beperkingen van deze methode zijn duidelijk aangetoond", vertelt Xavier Seron. "Als de leugenaar maar voldoende geslepen is, kan hij het systeem om de tuin leiden." Dat deed onder andere een Russische spion, die een duimspijker in zijn schoen geplaatst had. Als hij er met zijn voet op drukte, ontwikkelde hij een hevige elektrofysiologische respons, ook als de prikkel die hem van buitenaf werd gegeven niet pertinent was. Zo kon hij op dezelfde manier reageren op documenten die hem wel of niet in verlegenheid moesten brengen.Twee studies uit de dagelijkse praktijk hebben gekeken naar de mogelijkheid om schuldigen aan te wijzen met behulp van de leugendetector. De ene gaf een doeltreffendheid van 76% aan. De andere bereikte slechts 42%. De tweede methode voor leugendetectie heeft betrekking op de executieve functies, met andere woorden, het geheel van cognitieve processen dat we nodig hebben om niet-routinematige handelingen te plannen, te evalueren en onder controle te brengen. Hier is de onderliggende gedachte dat liegen een grotere intellectuele inspanning vergt dan de waarheid vertellen. Het zou dus mogelijk moeten zijn leugens te doorprikken door de inspanning die de leugenaar moet leveren, kunstmatig te verhogen. Bijvoorbeeld, door hem te vragen zijn verhaal in omgekeerde chronologische volgorde te vertellen, wat moeilijker zou moeten uitvallen als de gegevens verzonnen zijn. "Maar", waarschuwt Xavier Seron, "de veronderstelling dat liegen moeilijker is dan de waarheid vertellen, blijkt fout. Veel leugens zijn gemakkelijker om te vertellen dan de waarheid. Bovendien varieert de intellectuele belasting waarmee liegen gepaard gaat naargelang de leugenaar min of meer goed voorbereid is. Laten we daar nog aan toevoegen dat het achterstevoren vertellen van een verhaal ook moeilijk kan zijn voor mensen die de waarheid zeggen." Misschien wordt het ooit mogelijk om neuronale processen die gekoppeld zijn aan liegen in kaart te brengen met functionele beeldvorming van de hersenen. "Maar tot op heden hebben we in de hersenen nooit veranderingen kunnen aantonen die erop wijzen dat iemand liegt", zegt prof. Seron. "Het is overigens redelijk te veronderstellen dat we misschien per soort leugen zullen moeten te werk gaan. Experimenten met functionele MRI die tot op heden plaatsvonden, onttrekken deelnemers aan hun gewone, dagelijkse context. Het is bijna alsof ze in een toneelstuk optreden, want men vraagt hen de rol van een leugenaar te spelen. Ze moeten zelfs geen verhaal vertellen, maar alleen met 'ja' of 'neen' op een vraag antwoorden. Die studies worden uitgevoerd met de hulp van hogeschoolstudenten die vrijwillig deelnemen, zodat het liegen voor hen geen emotionele implicatie heeft."